Kajsa Ollongren, zo kon je tien jaar geleden al op het Binnenhof horen, is een goede ambtenaar. Een héle goede. Ollongren was destijds de op een na hoogste, en daarna de hoogste ambtenaar op het ministerie van Algemene Zaken. Het kleinste ministerie van allemaal, maar ook het ministerie van de premier. Dat vergt wat: heel veel dossiers kennen, delegeren, coördineren. Ollongren blonk erin uit.
Tien jaar later is Ollongren (D66) minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, en tevens vicepremier. De complimenten van toen klinken door in de verwijten van nu. Volgens haar critici is Ollongren vooral bezig met managen, de boel draaiende houden. Een procesbegeleider die met iedereen goed overweg kan en alles onderzoekt, maar niet iemand die snel doorpakt of de politieke strijd aangaat. Handige eigenschappen voor een topambtenaar, minder gewenst voor een bewindspersoon.
En dat terwijl haar portefeuille binnen het kabinet-Rutte III de afgelopen jaren bulkte van de urgente en politiek gevoelige dossiers: democratische vernieuwing (van referendum tot kiesstelsel), het boerkaverbod, het groeiende gebrek aan betaalbare woningen.
Het is het woondossier dat het meest in het oog springt. Ollongrens voorganger op die portefeuille, VVD’er Stef Blok, concludeerde aan het eind van zijn termijn als minister dat de woningmarkt „weer als een zonnetje draaide”. Aan dat optimisme werd toen al getwijfeld, en nu des te meer.
Woondeals
Ollongren stelde zich als doel ieder jaar 75.000 woningen te bouwen, maar ondanks ‘woondeals’ met regio’s waar de nood hoog is en extra geld in de vorm van een ‘woningbouwimpuls’ is het al decennia stijgende woningtekort verder blijven oplopen. Begin dit jaar kwam Nederland al 315.000 woningen tekort.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2020/04/data57375371-f8c0fb.jpg)
Algemene verklaringen spelen mee, zoals het groeiende gebrek aan bouwlocaties en sinds vorig jaar de stikstofcrisis die bouwvergunningen in de weg zit. Maar politici en bouwers wijzen ook steevast op de rol van Ollongren zelf.
Of beter: het gebrek daaraan. Zij zou als minister „meer sturing” moeten geven aan haar ministerie, geen genoegen mogen nemen met een kabinet dat „de hand op de knip” houdt voor wonen en vaker „de baas” moeten spelen om de meningsverschillen in de coalitie te overbruggen, zeggen Tweede Kamerleden van zowel de coalitie als de oppositie. Een van hen: „Wie weet überhaupt dat ze minister van wonen is?”
Het is een van de redenen dat een meerderheid van de Kamer eerder dit jaar stemde voor de terugkeer van een ministerie van VROM, zoals dat tot een paar jaar terug bestond: één ministerie dat zich uitsluitend bezighoudt met wonen en ruimtelijke ordening.
Tot ingrijpen gedwongen
Deze zomer werd Ollongren gedwongen om in te grijpen in de huursector. Dat begon met een aangenomen motie van de Eerste Kamer, die opriep vanwege de coronapandemie alle huren te bevriezen, ook al was een vergelijkbaar voorstel door de Tweede Kamer juist afgewezen. Het dreigde een politiek relletje te worden toen de Eerste Kamer voet bij stuk hield, zeker toen de senaat zijn eerste motie van afkeuring aannam sinds 1875.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data61777443-923e16.jpg)
Kort voor Prinsjesdag volgde alsnog een toezegging van Ollongren in de vorm van 200 miljoen euro voor de woningcorporaties, deels bedoeld om de huren van armlastige huurders te verlagen. Dat bedrag kwam pas vlak voor het eind van de begrotingsonderhandelingen tot stand – en dat was volgens ingewijden meer op aandringen van de coalitie dan op initiatief van de minister.
Bij het boerkaverbod, een ander heikel dossier, trof de minister de coalitie ook al tegenover zich. VVD en CDA beklaagden zich binnenskamers dat Ollongren de invoering van de wet eerst meermaals uitstelde en na de invoering in hun ogen nodeloos draalde bij de uitvoering ervan. De rechtse coalitiepartners zagen hun gelijk bevestigd toen CDA’er Raymond Knops wel vaart achter het verbod zette. Hij nam het dossier tijdelijk over van Ollongren toen zij – van eind vorig jaar tot begin dit jaar – afwezig was wegens ziekte.
Als Ollongren zichzelf hoopte te profileren – als toekomstig partijleider, misschien wel premier, zoals ooit werd gespeculeerd – dan viel het regeerakkoord voor haar niet mee. Behalve voor de invoering van het boerkaverbod werd ze als minister ook verantwoordelijk gemaakt voor de ondankbare taak het raadgevend referendum te schrappen. Dat viel niet goed bij een deel van de D66-achterban – en zette nog meer kwaad bloed bij FVD en PVV, die Ollongren sinds het begin van Rutte III met zichtbaar genoegen afschilderen als het elitaire gezicht van D66 en van het kabinet.
Taaie dossiers, maatschappelijke weerstand en vijanden genoeg. En het wonderlijke, zeggen Kamerleden, is dat Ollongren desondanks altijd schappelijk en sympathiek blijft. „Best bewonderenswaardig als je ziet wat ze voor de kiezen krijgt”, zegt een van hen. „Maar misschien is dat ook wel deel van het probleem. Ze mag best wel eens onaardig zijn, om iets gedaan te krijgen.”