Hebben jullie dat ook? Dat je heel agressief wordt als je baas aan het begin van een functioneringsgesprek zegt: ‘Hoe vind je zelf dat het gaat?’ Ik wil dan altijd het liefst wild om me heen slaan.
Want ‘hoe vind je zelf dat het gaat’ – wat moet je dáár nou op zeggen? Als je antwoordt dat je het wel lekker vindt gaan, komt er in je dossier dat je te weinig aan „zelfreflectie” doet, en als je zegt dat niet alles goed gaat, krijg je een aantekening dat, euh, niet alles goed gaat.
Gek word je ervan.
Dat vonden lezers ook toen ik ze ernaar vroeg. Of, nou ja, ik vroeg ze er niet specifiek naar, maar stuurde op Twitter slechts die vraag: ‘Hoe vind je zélf dat het gaat?’ Ik hoefde er niet eens bij te zetten dat het de titel is van mijn nieuwe boek dat donderdag uitkomt, maar zelfs zonder die toelichting begonnen ze al te reageren.
Met: „Als ze zo beginnen: dat wordt een andere baan zoeken.” Met: „Tot je het vroeg, ging het goed.” Met: „Ah, de eerste stap op weg naar de uitgang.” Of met: „Plan het exit-gesprek maar vast in als deze vraag gesteld wordt.”
Maar er waren ook lezers die schreven: „Ik zie verbeterpunten uit leermomenten.” Of: „Zo’n vraag waarbij je vrijwillig de strop om je eigen nek legt.” En: „De agressiefste mail die ik ooit gelezen heb, opende hiermee.” Ik wil maar zeggen: we worden (bijna) allemáál gek van die vraag.
Zo is er natuurlijk nog veel meer gekmakend op je werk. Managers die ‘dagdagelijks’ zeggen Of: ‘we nemen het mee’ – en dat er dan helemaal niks gebeurt. Of de groepsapp! Die je de hele dag afleidt met de overbodigste berichten ter wereld.
Maar ook de ‘stand-ups’, de verplichte bedrijfsuitjes, de honderden cc-mails waar je elke dag weer in staat. Die ene collega die altijd over z’n kleinzoon begint als jij net midden in een ingewikkelde alinea zit, de stinkende rijstwafels waar collega’s (voor de Zoom) op zitten te knagen TERWIJL JIJ JE PROBEERT TE CONCENTREREN.
Geef het maar toe: jij dacht toch ook dat de coronacrisis het einde zou zijn van alle ellendige dingen van kantoor? Viel dat even tegen.
Want thuis ging alles natuurlijk gewoon in aangepaste vorm door. Collega’s die tijdens het videobellen net zo lang doorpraten als in de ‘oude’ vergaderingen. Vervelende managers die van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat appen, mailen, online scrumsessies, de virtuele heidag.
Maar ook de échte kantoortuin is er nog steeds. En we gaan (straks) weer. Voorzichtig, en op afstand, maar toch.
Omdat we moeten van onze baas. Omdat we er ons gezicht moeten laten zien omdat ze ons anders vergeten, daarom ook natuurlijk.
Maar ik denk ook wel eens: we lijken soms wel verslaafd aan kantoor, zoals je verslaafd kunt zijn aan nicotine of chocoladesoesjes.
We zijn verslaafd aan de gezelligheid, aan de collega’s, aan de grappen die alleen jullie begrijpen, aan het gedoe – zeker, je kunt ziek worden van kantoor, van het lawaai, van de afleiding en er stress van krijgen, maar uiteindelijk kun je er ook niet zonder – het is haat én liefde. Als de coronacrisis ons iets geleerd heeft, is dat kantoor zich niet zomaar laat uitroeien. Voor je het weet, zit je alles te missen.
Ik denk dat ook daarom de ijzeren wetten van de werkplek nooit veranderen, de grondregels, waar iedereen zich vroeg of laat aan moet houden. Net als de basisvragen over werk, zo valt mij op. Die zijn ook al eeuwen dezelfde.
Wat werkgeluk is, waarom vrouwen het vaak kouder hebben op kantoor dan mannen, hoe je een mail begint en afsluit, hoe je een goede nieuwjaarsspeech schrijft, hoe we ons moeten gedragen op het kantoortoilet, wat we aan moeten tijdens een zoomvergadering, en waarom mensen ‘onboarding’ zeggen: we dóén wel of we supermodern zijn op ons werk; in de kern is er de afgelopen 300 jaar natuurlijk weinig veranderd.
Want ook al noemen we boerenverstand nu ineens „agile werken”, zijn er „chief happiness officers” gekomen om ons gelukkig te maken en moeten we door de corona meer afstand houden: éígenlijk zitten we nog steeds in berenvellen voor onze grot.
Nou en daarom schreef ik dit boek. Als een handboek hoe je met je kantoorverslaving omgaat, als een ode aan het kantoorleven, als een handreiking als je het even niet meer ziet zitten, maar ook als een waarschuwing. Als een streep in het zand.
Want natuurlijk werken we er over 4.000 jaar nog en is kantoor niet kapot te krijgen – in welke vorm dan ook. We moeten er wel voor zorgen dat dat ook voor jóú blijft gelden.
En dat je weet wat je terug moet zeggen als iemand je vraagt hoe je zélf vindt dat het gaat.
Donderdag 15 oktober verschijnt het boek Hoe vind je zélf dat het gaat? van Japke-d. Bouma bij Uitgeverij Thomas Rap. Bovenstaande column is gebaseerd op het voorwoord.
Dit waren de Jeuktweets van de week
In mijn digitale bijeenkomst ging het over ‘iteraties met kortcyclische cadans’. Weet iemand waar dat over kan gaan? @Japked misschien? #dtv pic.twitter.com/ooTvGdiRqe
— Pauline Gras (@Paulinegrrr) October 13, 2020
@Japked net gehoord dat we na de transitie in een andere dimensie gaan werken. Waarom heb ik het idee dat ik straks als jongen in de ruimte aan de slag ga? 🤔 pic.twitter.com/bsEdyQm8CZ
— Diana Oppelaar (@DianaOppelaar) October 13, 2020
Een bio op LinkedIn 😳@Japked pic.twitter.com/3KjUgmmtkT
— Frank Hagen (@HagenVeilig) October 13, 2020
"We gaan bezien hoe we het laaghangend fruit kunnen opschalen." @Japked pic.twitter.com/ph0OU7Ir0U
— André Rodenburg (@lynx234) October 12, 2020
Deze is voor @Japked. Met dank aan dichter Rodaan Al Galidi, uit zijn bundel Koelkastlicht. pic.twitter.com/mPnjp8o8hb
— Florence Tonk (@FlorenceTonk) October 10, 2020