Opinie

Premier Rutte is het zát

Frits Abrahams

Wat gaat premier Rutte, samen met vicepremier De Jonge, dinsdag op zijn coronale persconferentie zeggen? Door een gelukje kreeg ik de ruwe versie van zijn rede toegestuurd, een versie dus die nog niet om tactische redenen gekuist was en waarin de premier voluit zijn hart kon laten spreken, respectievelijk zijn gemoed uitstorten.

„Beste mensen,

Ik wil me vandaag in alle eerlijkheid en oprechtheid tot jullie richten. Ik zal er niet langer doekjes om winden, doekjes voor een bloeden dat niet meer lijkt te stelpen. Schrik niet van de grote woorden die ik zal gebruiken. Ik ben wie ik ben, een man die, zoals Petra de Koning in haar zeer leesbare biografie over mij heeft geschreven, soms hevige woede-uitbarstingen heeft waarin „hij kon vloeken en schelden”.

Ja, het zal jullie misschien verbazen, maar ik ben ook maar een mens, en ik zie niet in waarom ik niet woedend zou mogen zijn in een land waar inmiddels iedereen elkaar verrot scheldt. Alweer een tijdje geleden riep ik een welgemeend ‘Pleur op’ naar Turkse Nederlanders, en ik ben nu in een stemming waarin ik graag hetzelfde wil roepen naar een groeiend deel van de héle Nederlandse bevolking.

Want ik ben het zát. Wij, ik bedoel Hugo en ik, plus onze ambtenaren, werken ons nu al maandenlang het schompes om de gevolgen van corona voor Nederland te beperken. Wij hebben het zolang mogelijk goedschiks geprobeerd, wij zijn lief en aardig gebleven tot we er zo ongeveer bij neervielen, zoals onze eerste minister van Volksgezondheid al eerder overkwam. Wij hebben jullie geaaid en gepamperd, wij zijn zachtzinnig gebleven waar andere landen met harde hand handhaafden.

Kortom, wij dachten dat we op jullie verantwoordelijkheidsgevoel konden rekenen. Wij dachten dat jullie volwassen mensen waren die zich volwassen zouden gedragen als hun gezondheid op het spel stond. En wij dachten dat jullie de minderjarigen onder ons wel tot de orde zouden roepen als ze zich aan roekeloos gedrag te buiten gingen.

Maar het heeft niet gewerkt. Het is, en ik zal me ditmaal achteraf níét excuseren voor het woordgebruik, een teringzooi geworden in Nederland. Natuurlijk, de goeden niet te na gesproken, maar hoeveel ‘goeden’ zijn er eigenlijk nog? Dat vraag ik me af als ik in mijn eenpersoonsledikantje weer eens slapeloos naar het plafond lig te staren. Als ik me tot afgelopen weekend mag beperken: ik lees berichten over illegale feesten in Vlissingen, Volendam, Ede en, natuurlijk, Amsterdam. In Den Haag moest de politie in touw komen om een demonstratie van die volstrekte idioten van Viruswaarheid te beëindigen.

Waar zijn jullie godverdomme – sorry, collega Segers – mee bezig? Hoe halen jullie het in je harses om de beest uit te hangen op debiele feestjes terwijl er elke dag 6.500 coronabesmettingen in Nederland bij komen? Wat bezielt jullie? Als jullie graag de kist in willen, moeten jullie dat zelf weten, maar respecteer de mensen die nog een poosje dóór willen.

Wij gaan een nieuwe lockdown instellen. En ditmaal een buitengewoon onbarmhartige. Het is onvermijdelijk. En ik wil vanaf nu geen gezeik meer horen over mondkapjes en cafés die te vroeg dicht moeten. Het is slikken of stikken. Wie het er niet mee eens is, houdt zijn bek of pleurt op. Voor de exacte maatregelen geef ik nu het woord aan Hugo.”