Er schijnt zoiets te bestaan als het shifting baseline-syndroom: iedereen neemt de natuur uit zijn jeugd als referentiepunt, waardoor eigenlijk niemand doorheeft hoezeer de levende planeet generatie na generatie aftakelt. Voor dit syndroom biedt het levensverhaal van de eminente natuurdocumentairemaker David Attenborough, geboren in 1926, een welkom tegengif. Het laat zien hoe de wereld gedurende één mensenleven ingrijpender is veranderd dan in de duizenden jaren daarvoor.
Attenborough begon met filmen in de jaren vijftig, toen de zeeën nog krioelden van vissen, Borneo vrijwel volledig bedekt was door regenwoud en de meeste Europeanen geen idee hadden hoe een schubdier eruit zag. Zijn hele carrière probeerde sir David die wildernis voor ons te ontsluiten, door ons via het beeldscherm kennis te laten maken met de wonderen van de natuur.
Nu is hij 94 en zijn er steeds minder wonderen over. De nieuwe documentaire A Life on Our Planet, sinds kort op Netflix te zien, is zijn ‘getuigenis’. Het heeft iets ontroerends, zo’n hoogbejaarde man die aan het eind van zijn leven de balans opmaakt en een laatste waarschuwing meegeeft aan hen die hem zullen overleven.
In Nederland hadden we Jan Terlouw die voor zijn 85ste verjaardag zendtijd kreeg bij DWDD en van de gelegenheid gebruik maakte om de noodklok te luiden, want op het spel staat niets minder dan „een leefbare aarde voor de jeugd”.
In A Life on Our Planet houdt Attenborough een soortgelijk pleidooi. Alle bekende beelden komen voorbij: de zaag die in een eeuwenoude boom gaat, de orang-oetan die ontheemd achterblijft, afbrokkelende ijskappen, dolende ijsberen, rokende fabrieksschoorstenen, verwoestende superstormen. Het harde oordeel van Attenborough: „Onze blinde aanval op de planeet heeft de fundamenten van de levende wereld veranderd.”
Destructieve kracht
Het is een bekend refrein van menig milieubeschermer: de homo sapiens is een destructieve kracht en hoe meer er van ons zijn, hoe groter de destructie. Het is ‘de mens’ die deze massa-extinctie in gang heeft gezet. ‘Wij’ schieten met harpoenen op walvissen, vervangen oerbossen door oliepalmplantages en pompen broeikasgassen in de atmosfeer. „Dit is nu onze planeet, gerund door en voor de mens”, zegt Attenborough. Zijn film is een j’accuse tegen onze soort als geheel.
Met zulke retoriek houdt Attenborough de ‘mythe van de schuldige mensheid’ in stand, een even hardnekkig als bedrieglijk frame. We zijn namelijk niet allemaal even schuldig aan de ecologische crisis en we zitten evenmin allemaal in hetzelfde schuitje. Vorige maand nog becijferde Oxfam dat de rijkste één procent van de wereldbevolking tussen 1990 en 2015 meer dan twee keer zoveel CO2 heeft uitgestoten als de armste helft.
En terwijl de superrijken hun apocalyps-bunkers aan het inrichten zijn, worstelen boeren in Mali met droogte en zien de sloppenwijkbewoners in Jakarta het water door de straten stromen. De wrange vuistregel is dat degenen die het minst hebben bijgedragen aan de klimaatontwrichting, het eerst en het hardst worden geraakt door de gevolgen ervan. Dat soort reflecties blijven in het verhaal van Attenborough helaas achterwege.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/06/data46140417-985891.jpg)
Ecologische catastrofe
Dat we afsteven op een ecologische catastrofe weet het grote publiek al sinds Al Gores An Inconvenient Truth en hoewel Attenborough met de betoverende beelden van regenwouden, savannes en oceanen invoelbaar maakt wat er allemaal verloren dreigt te gaan, biedt hij niet direct een overtuigend antwoord op de vraag hoe we dat kunnen voorkomen. Terwijl het volgens hem eigenlijk „heel simpel” is, zo zegt hij tegen het einde van de film. „We moeten de biodiversiteit herstellen en de wereld weer wild maken.”
Mij lijkt dat helemaal niet zo simpel, maar volgens Attenborough is het allereerst een kwestie van geboortebeperking. Zou het? De historische emissiecijfers bieden in ieder geval weinig onderbouwing voor die stelling. Integendeel, ze tonen dat de focus op bevolkingsaantallen een misleidende simplificatie is. In landen waar de bevolking het hardst groeide, steeg de uitstoot van broeikasgassen doorgaans minder snel dan in landen met lage geboortecijfers. Attenborough wijst naar Japan als een gidsland dat de populatie wist te stabiliseren, maar vergeet te vermelden dat als iedereen zou leven als de gemiddelde Japanner, we bijna drie aardbollen nodig zouden hebben. Zoals het Oxfam-rapport aantoont is het probleem niet zozeer overbevolking, als wel overconsumptie door een welvarende minderheid.
Verantwoord vissen, minder vlees eten
Gelukkig bevat het wensenlijstje van Attenborough ook minder controversiële oplossingen. De opmars van zonnepanelen en windmolens stemt hem optimistisch. En hij wil dat we verantwoord vissen en minder vlees eten. Nederland vindt hij een voorbeeld, omdat we hier efficiënt voedsel verbouwen (van de stikstofcrisis heeft hij vermoedelijk niet gehoord). Na ruim een uur te zijn overspoeld met onheilsberichten komt het obligate ‘maar er is nog hoop!’-deel op mij vrij krachteloos over.
Begrijp me niet verkeerd: schone energiebronnen, duurzame landbouw en een plantaardig dieet zijn stuk voor stuk cruciale stappen richting een duurzamere wereld, maar om die stappen te kunnen zetten moeten we oog hebben voor de obstakels die ons tegenhouden.
We moeten het hebben over de industrieën die profiteren van het fossiele kapitalisme en er alles aan doen om dat in stand te houden. Over de lakse politici die de rekening doorschuiven naar toekomstige generaties en het schadelijke consumptiepatroon van de rijken der aarde ongemoeid laten. Voor mij voelde Attenboroughs hartenkreet, hoe aangrijpend ook, daarom vooral als een gemiste kans. Want zolang we de fundamenten van ons economische systeem niet durven te bevragen, zal iedere poging om de fundamenten van de levende wereld te herstellen tevergeefs zijn.