Gewassen op akkers met bloemenranden hebben minder last van insectenplagen

Duurzame landbouw Het inzaaien van bloemen rond een akker is óók voordelig voor de boer: die kan er insectenplagen mee bestrijden.

Beeld Getty Images

Ze zijn niet alleen mooi voor het oog, en goed voor de biodiversiteit, ze kunnen ook de boer tot dienst zijn: akkerranden vol bloemen. Vanuit zo’n rand helpen insecten en spinnen bijvoorbeeld bij het bestrijden van plagen, zoals luis.

Een publicatie in het oktobernummer van Ecology Letters inventariseert de voordelen van zulke bloemstroken. Het is een meta-analyse van 35 eerder uitgevoerde studies in Noord-Amerika, Europa en Nieuw-Zeeland. Op akkers mét zo’n strook worden plagen aanzienlijk (16 procent) beter bestreden dan op akkers zonder. Wat betreft de bestuiving van gewassen komt er gemiddeld geen duidelijk verschil uit. „Maar we zien dat de variatie groot is”, zegt David Kleijn, tweede auteur van het artikel en hoogleraar Plantenecologie en Natuurbeheer aan de Wageningen University & Research. „Het hangt erg af van het aantal soorten bloemen, de ouderdom van de strook, en de afstand tot de akker.”

Het zeven-stippelig lieveheersbeestje, Coccinella septempunctata . Foto macroworld

De aanleg van bloemrijke akkerranden past bij een landbouw die milieuvriendelijker moet worden. In Europa speelt de intensieve landbouw – met monoculturen en intensief gebruik van bestrijdingsmiddelen en kunstmest – een belangrijke rol bij de sterke achteruitgang van insecten, zoals vlinders, houtbewonende kevers, libellen, bijen en sprinkhanen, zo concludeerde een twee jaar geleden verschenen rapport. De Europese Commissie lanceerde afgelopen mei een strategie om de biodiversiteit te verbeteren, en de landbouw duurzamer te maken. In 2030 moet onder andere het gebruik van chemische pesticiden zijn gehalveerd en moet op een kwart van alle landbouwgrond biologisch worden geboerd. Daarnaast moeten er op 10 procent van het landbouwareaal ‘elementen’ komen die de biodiversiteit bevorderen, zoals vijvers, terrasmuren, bomen en akkerranden.

De kruisspin, Araneus diadematus Foto Antagain

Maar de ene akkerrand is de andere niet, zo laat de nu gepubliceerde analyse zien. Een bloemstrook die er jaren ligt, werkt beter dan een eenjarige strook die in april, mei wordt ingezaaid, en in september, oktober weer wordt omgeploegd. Een meerjarige strook biedt bijvoorbeeld overwinteringsplaats aan gaasvliegen, sluipwespen en lieveheersbeestjes. „In februari, maart trekken de overwinterende volwassen vrouwtjes erop uit, ook het gewas in, om eitjes af te zetten. De larven die daaruit komen eten luizen”, zegt Kleijn. „En heel veel gewassen hebben last van luizen.”

Bestuivingseffect

Voor de bestuiving van gewassen (zoals appel, peer, aardbei en koolzaad) moet de bloemenstrook dicht bij het perceel liggen, zo blijkt uit het onderzoek. Op een afstand van 10 meter is het ‘bestuivingseffect’ al gehalveerd. En na 20 meter is het nog maar 20 procent. „Dat viel me een beetje tegen”, zegt Kleijn. Het duidt er volgens hem op dat het qua bestuiving beter is om een smalle rand (minder dan 3 meter breed) rondom het hele perceel aan te leggen, dan een brede rand (3 tot 9 meter) aan één kant. „Het staat niet in het manuscript, maar de breedte van de rand maakte niet uit voor de bestuiving.”

De grasbij,Andrena flavipes . Foto Ed Phillips

„Dit onderzoek is zeer welkom”, zegt ecoloog Paul van Rijn, niet bij de studie betrokken, en verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. De kennis over bloemrijke akkerranden is volgens hem erg gefragmenteerd. „Het is goed dat een serie studies nu een keer bij elkaar is gebracht.” Wel vindt Van Rijn het jammer dat de onderzoekers niks zeggen over het gebruik van pesticiden, of over de soortensamenstelling van de stroken. In zijn eigen onderzoek in de Hoeksche Waard (dat nog gepubliceerd moet worden) ziet hij dat de aanleg van bloemrijke akkerranden helpt bij het onderdrukken van bladluizen in de aardappelteelt. „De coloradokever is soms lokaal nog wel een probleem, maar tegen luizen hoeven boeren een stuk minder te spuiten.”

Hoewel meerjarige bloemstroken beter zijn dan eenjarige, zit er ook een nadeel aan, zegt Van Rijn. „Na een jaar of vier, vijf krijgen grassen de overhand, en verdrukken ze de kruiden.” Een boer zal zo’n strook opnieuw moeten inzaaien.

De stinkende kortschildkever. Ocypus olens. Eric Isselée

Ook landbouwdeskundige Wijnand Sukkel, verbonden aan de business unit Open teelten van Wageningen University & Research, onderstreept het belang van soortenrijke, meerjarige stroken. „Het is voor al die spinnen, torren, hommels, loopkevers en zweefvliegen essentieel dat ze het hele jaar door voeding en schuilplaatsen kunnen vinden”, zegt hij. Dat is er niet als je een strook pas in mei inzaait. „Dan heb je eind juni pas je eerste bloemen, en je eerste nectar.” En in oktober gaat alles weer weg. „Je krijgt hunger gaps”, zegt Sukkel.

Vergoeding

Voor de aanleg van akkerranden is een vergoeding te krijgen. Dat wil zeggen, voor de boeren die binnen de subsidieregeling agrarisch natuur- en landschapsbeheer vallen. „Dan heb je het over zo’n 10.000 boeren en 6 tot 7 procent van het totale landbouwareaal”, zegt Willemien Geertsema, adviseur bij de BoerenNatuur, een organisatie voor duurzame landbouw. Volgens haar is binnen deze regeling het oppervlak aan akkerranden de afgelopen vier jaar toegenomen van 1.400 naar zo’n 3.600 hectare (36 km2). Hoeveel hiervan meerjarig is, weet Geertsema niet precies. „Een substantieel deel”, zegt ze. De randen hebben nu als belangrijkste doel om akkervogels te beschermen. Soorten als patrijs, veldleeuwerik en gele kwikstaart zijn de laatste decennia erg achteruit gegaan. „In die randen kunnen vogels schuilen, broeden en voedsel zoals insecten en zaden vinden.”

De groene gaasvlieg, Chrysoperla carnea Foto HHelene

Van Rijn weet dat in de Hoeksche Waard de aangelegde akkerranden hoofdzakelijk meerjarig zijn. Hier doen nu 80 akkerbouwers mee aan de regeling, een kwart van het totaal.

Om verdere aanleg van akkerranden in Nederland te stimuleren, ook onder boeren die niet binnen de subsidieregeling vallen, zal de overheid „een fikse vergoeding” moeten bieden, zegt Sukkel. Want juist in Nederland is de grond relatief duur, en zal een boer niet zomaar een stuk grond ‘opgeven’. In de Hoeksche Waard, zegt Van Rijn, springen de gemeente, het waterschap en een aantal lokale bedrijven inmiddels bij. „Het zaad voor de bloemenstrook en de aanleg ervan worden bijvoorbeeld vergoed.”