Woensdagmiddag lijkt het er even op dat Jos B. iets van mededogen voelt met de nabestaanden van Nicky Verstappen, of in elk geval wil tónen. „Ik kan me heel goed inleven en indenken hoe het is om tweeëntwintig jaar te moeten wachten op een antwoord”, zegt hij nadat Berthie Verstappen, de moeder van Nicky, hem bijna tien minuten lang heeft toegesproken over wat de dood van haar kind en het wachten op antwoorden naar het hoe en waarom met haar en haar familie gedaan heeft. „Misschien”, zegt B. „had ik dat veel eerder moeten doen, een verklaring afleggen.”
Maar die verklaring, blijkt meteen daarna, zou niet anders zijn dan die hij vorige week al in zijn videoboodschap heeft afgelegd: hij heeft niets te maken met de feiten waarvan hij verdacht wordt: het ontvoeren, misbruiken en doden van de destijds elfjarige Nicky Verstappen in augustus 1998. „Ik kan geen andere verklaring afleggen dat wat mijn verklaring is”, zegt hij. „Hun wens is niet mijn waarheid.”
Lees ook: Wie is Jos B.?Spreekrecht
Op de vierde dag in de zaak tegen Jos B. voor de rechtbank in Maastricht mogen de nabestaanden van Nicky Verstappen hun verklaring afleggen, een recht dat Nederland sinds januari 2005 kent. Aan het begin van de zitting zegt de advocaat van de familie Verstappen dat de nabestaanden daarbij Jos B. willen kunnen aankijken. Een eerder verzoek daartoe is afgewezen, maar de rechtbank besluit tijdens een schorsing dat het hun nu toch wordt toegestaan. Nicky’s tante Jacqueline, Nicky’s zusje Femke – destijds zeven jaar – en Nicky’s moeder Berthie mogen om beurten op de plaats van een van de twee officieren van justitie gaan zitten om B. toe te spreken. En B. draait zijn gezicht in hun richting.
Jacqueline Verstappen verwijt Jos B. dat hij een „spelletje stratego” lijkt te spelen: eerst eindeloos zwijgen, dan in een videoboodschap zeggen dat hij al meer dan twintig jaar „een geheim” bij zich draagt en dat Nicky’s ouders „recht hebben” om te weten wat dat is, om vervolgens met een of ander flutverhaal te komen. Femke Verstappen zegt: „We willen Nicky’s laatste minuten kunnen invullen. Hoe lang heeft hij nog geleefd, heeft hij pijn gehad, heeft hij om ons geschreeuwd?” En: „Op al die vragen moet jij ons antwoord geven, B., dat ben je aan ons verplicht.” En: „Zolang jij ons niet kan verklaren hoe het dna op hem is terechtgekomen ben jij voor ons de moordenaar. Je bent geen mens, je bent een monster.” Berthie Verstappen zegt ook dat er voor haar geen enkele twijfel is: Jos B. is de dader. „Wij vragen ons al tweeëntwintig jaar af wat er werkelijk met Nicky is gebeurd, en jij weet dat, B., jij zou het kunnen zeggen, je zou onze vragen kunnen beantwoorden, maar je doet het niet.”
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2020/09/data62432346-af06c7.jpg)
‘Het is gewoon te laat’
Als Berthie Verstappen weer op haar eigen plek zit zegt B. nogmaals dat hij eerder een verklaring had moeten afleggen. „Wanneer dan?”, vraagt de rechter. B.: „In ’98, in 2001, twee jaar geleden. Het is gewoon te laat.” De rechter: „Wat heeft u ervan weerhouden om het in ’98 te doen?” B.: „Angst.” En dan bedoelt hij de angst voor wat het met zijn eigen leven zou doen. Hij had Nicky gevonden op de hei, maar wie zou hem geloven als hij zei dat hij niets met de dood van dit kind te maken had? Hij had een verleden van twee zedendelicten met jonge jongens.
De rechter zegt dat hij die angst moeilijk te begrijpen vindt. „Toen u hem vond was nog helemaal niet duidelijk wat er met hem aan de hand was.” En: „Dacht u toen u Nicky vond dat hij seksueel misbruikt was?” Nee, dat wist B. niet. „Daarom kan ik die angst niet plaatsen”, zegt de rechter. Hij vraagt voor de zoveelste keer of B. het hem kan uitleggen. Maar B. zwijgt alweer.