Necrologie

De prettig gestoorde steller van de laatste vraag

Julius Vischjager (1937 - 2020) Tientallen jaren stelde Julius Vischjager aan het einde van de wekelijkse persconferentie van de minister-president de beroemde ‘laatste vraag’.

Julius Vischjager met Lodewijk Asscher na afloop van een persconferentie in Nieuwspoort.
Julius Vischjager met Lodewijk Asscher na afloop van een persconferentie in Nieuwspoort. Foto Phil Nijhuis/ANP

Hij was de voorbije jaren niet veel meer op het Binnenhof. Vereenzaamde verder in Amsterdam. De in politiek Den Haag zo beroemde laatste ‘laatste vraag’ van Julius Vischjager aan het eind van de wekelijkse persconferentie van de minister-president dateert al weer van 23 maart 2018. Premier Mark Rutte (VVD) was er toen niet eens. De honneurs werden die vrijdagmiddag waargenomen door vicepremier Kajsa Ollongren (D66). Of zij kon vertellen in welk buitenland Rutte zich bevond, wilde Vischjager weten.

Het was voor Vischjagers doen een uitzonderlijk normale vraag . Hij had haar ook kunnen vragen of zij tevreden dan wel ontevreden was met zichzelf. Of hij had iets kunnen vragen over het stemmen van de valse piano in de Tweede Kamer. En anders wel over het gebruik van het woord ‘vermoedelijk’ in de politiek. Hij was van de laatste vraag. Maar wat voor vraag er kwam, was altijd weer een verrassing. Vaak iets onsamenhangends of onbegrijpelijks. Hij werd dinsdag dood aangetroffen in de Ringvaart in Amsterdam-Oost.

Lees ook het portret van Vischjager uit 2014, toen NRC hem volgde: De laatste vraag is voor… de ‘Binnenhofnar’

„Binnenhofnar” noemde de 83 jaar geworden Julius Vischjager zichzelf graag. „Stapelgek”, was de minder vriendelijke aanduiding van anderen. Prettig gestoord komt wellicht nog het meest in de richting voor het getraumatiseerde joodse kind dat in de Tweede Wereldoorlog beide ouders kwijtraakte en door een Nederlandse verpleegster van deportatie werd gered.

Conservatorium

De aan het conservatorium afgestudeerde en van een oorlogsuitkering levende Vischjager werd in de jaren zestig en zeventig vertroeteld door het spraakmakende Amsterdamse artistieke en journalistieke wereldje dat hem verder overigens totaal niet serieus nam. Hij was even lid van Provo, maar noemde zich later, getooid met een rode puntmuts, PvdA-kabouter en voerde het woord op afdelingsvergaderingen van de partij. „Hij maakt radeloos, wekt vertedering, tovert een andere wereld”, schreef redacteur Frans van Klaveren in 1987 in NRC Handelsblad in een portret ter gelegenheid van Vischjagers vijftigste verjaardag.

Het feest ter gelegenheid van deze gebeurtenis in een zaal van het Amsterdamse café Eik en Linde stond uitvoerig beschreven in het Stan Huygens Journaal, de society-rubriek van de Telegraaf. Onder de bezoekers waren onder meer Liesbeth en Joop den Uyl, Hans Gruijters, violist Theo Olof, pater Jan van Kilsdonk, econoom Arnold Heertje en journalist Henk Hofland.

Vischjager weerspiegelde het ‘alles-moet-mogen-en-kunnen’ Amsterdam. Hij benoemde zichzelf tot hoofdredacteur van de allerminst dagelijks verschijnende Daily Invisible, een verzameling door hemzelf vol geschreven of beter gezegd volgekalkte gefotokopieerde A4-tjes die hij in een versleten boodschappentas met zich meedroeg. Met behulp van bevriende parlementaire journalisten wist hij in de tweede helft van de jaren zeventig door te dringen tot de wekelijkse persconferentie van de minister-president, vrijdags na afloop van de ministerraad. De CDA’er Dries van Agt was de eerste die met hem te maken kreeg. Hij kon het ontregelende van Vischjager na alle bloedserieuze vragen van de kritische Haagse journalisten wel waarderen.

De parlementaire journalisten gedoogden hem zolang hij zich maar beperkte tot het stellen van de laatste vraag. Onderdeel van Julius’ – met alleen zijn voornaam, zo werd hij door iedereen aangeduid - vrijdagse persconferentieritueel was dat de premier of zijn plaatsvervanger het antwoord op de laatste vraag ook nog eens in steekwoorden neerschreef op de Daily Invisible . Glunderend nam hij dat antwoord dan in ontvangst.

Meereizen naar buitenland

Vischjager kon regelen dat hij lid werd van de Parlementaire Persvereniging. Daardoor kon hij bepaalde privileges opeisen zoals het eventueel meereizen met de premier naar het buitenland. Dat gebeurde dan ook enkele keren. De Rijksvoorlichtingsdienst meende één keer tijdens een buitenlands bezoek van premier Lubbers een oplossing te hebben gevonden door Vischjager bij het partnerprogramma in te delen waardoor hij in het gezelschap van Ria Lubbers kwam te verkeren.

Twee keer wist Vischjager tijdens de wekelijkse persconferentie een vraag te stellen die ook de reguliere media haalde. De eerste maal was toen premier Lubbers op een vraag van hem antwoordde dat het inderdaad tijd werd dat het Vaticaan Israël zou erkennen. Tevens zette hij premier Rutte een keer klem toen deze niet wist waar de Hollandse Schouwburg stond; het gebouw waar in de oorlog zoveel joden uit Amsterdam zijn weggevoerd. „U bent toch historicus?”, zei Vischjager. „Ik sta met mijn mond vol tanden”, antwoordde Rutte.

Twee jaar geleden werd Vischjager nog door het journalistenvakblad Villamedia geïnterviewd. Terugblikkend zei hij toen dat zijn Daily Invisible niet voor niets was gemaakt. „Hij hoort wel tot de geschiedenis, hoor. Wat je verwacht van zo’n blaadje, of eigenlijk niet verwacht: dat het toch veel indruk heeft gemaakt. Bij de nodige minister-presidenten.