/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data62725238-50d6b2.jpg|https://images.nrc.nl/sErJZ6Xhl_qj0leY2mQ5AX6BhMI=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data62725238-50d6b2.jpg|https://images.nrc.nl/XEj77dGtb7fJIvXRdc3HlLOKXiQ=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data62725238-50d6b2.jpg)
Zelfs de rechters hadden soms moeite om bij de behandeling van Jos B.’s dossier, vorige week, hun frustratie over zijn zwijgzaamheid te verbergen. Dinsdagmiddag werd punt vier van de aanklacht tegen hem behandeld, het bezit van kinderporno, en de vraag was of er weleens andere mensen achter zijn computer zaten. Er zijn bewijzen dat daarop onder meer gezocht is naar beelden van jonge jongens die gedwongen worden tot seks. Bij hoge uitzondering gaf B. antwoord: ja, er waren ook anderen geweest. Wie dan? Was het zijn moeder misschien? Maar B. – die tot 2017 bij zijn moeder woonde – zweeg alweer. „Wat móét ik dan met zo’n opmerking?”, zei een rechter. „Dat kan niemand toch controleren?”
Deze maandag gaat de rechtszaak tegen B. (57) weer door. Hij wordt verdacht van het ontvoeren, misbruiken en doden van de destijds 11-jarige Nicky Verstappen, in augustus 1998 op de Brunssummerheide. Op maandag licht forensisch arts Rob Bilo zijn onderzoek toe naar sporen van misbruik van Nicky. Woensdag komen de psychiater en de psycholoog die Jos B. in het Pieter Baan Centrum onderzochten, aan het woord. B. ontkent elke betrokkenheid.
Aan het begin van de eerste inhoudelijke zitting vorige week kwam B. met zijn eerder beloofde verklaring hoe het kon dat er zoveel dna van hem op Nicky’s onderbroek gevonden was. B. had zijn verklaring opgenomen op video, want „ik ben niet zo’n prater, zeker niet onder druk”. Hij had Nicky gevonden op de hei, gevoeld of hij nog leefde, hem omgedraaid en „gefatsoeneerd”. Maar eerst zei hij nog wat anders: hoe geschokt hij was geweest over wat hém, B., was aangedaan. De arrestatie in Spanje, de geweren, de boeien, de camera’s, de verhoren, de eenzaamheid in de isoleercel. „Daar zit je dan. Niemand komt je helpen.” B.’s stem haperde. Hij huilde.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2020/09/data62432346-af06c7.jpg)
Gevoelens voor jonge jongens
Dinsdag na de presentatie door het OM van het 3D-model van Nicky’s onderbroek zegt de oudste rechter tegen B. dat hij het over hemzelf wil hebben: een man die al jong seksuele gevoelens voor jonge jongens ontwikkelde en in 1985 gearresteerd wordt wegens een zedendelict. In 2001 krijgt hij problemen bij de scouting, onder meer door dat zedendelict. Sindsdien is hij heel veel in het buitenland. Polen, waar hij ook bij de scouting werkte, Frankrijk en Spanje, waar hij lange wandeltochten maakte. In de Franse Vogezen zou B. in 2018 een chalet voor wandelaars gaan uitbaten, ware het niet dat hij werd opgepakt.
De rechter heeft het over B.’s jeugd – twee zussen, vader jong overleden, B. die naar eigen zeggen veel van zijn taken moet overnemen – en B.’s niet afgemaakte opleiding: mbo sociaal-agogisch werk, om jongerenwerk te gaan doen. In 1984 gaat B., dan 22, als vrijwilliger werken in peuterspeelzaal Olleke Bolleke in Brunssum. De rechter: „Er zitten allerlei verhalen over u in het dossier, geruchten die niet gecheckt kunnen worden, daarom vraag ik aan u of ze wel waar zijn.” B. reageert niet.
De rechter: „U heeft nu de kans, hè.” Een van de geruchten is dat hij aan een klein meisje heeft gezeten. Een arts stelt een vaginale schimmelinfectie bij haar vast.
Dan begint de rechter over 5 juli 1985. Twee jongetjes, 10 en 11, zijn met school naar het bos en spelen verstoppertje. Ze hebben een goede verstopplek gevonden. Opeens is achter hen een man met een baardje. Ze vragen of hij de boswachter is en hij antwoordt: „Nee, maar wel van de natuurbescherming.” Hij pakt hen, met zijn hand voor hun mond, vast. Daarna gaat hij met zijn hand in hun onderbroek, eerst bij de een, dan bij de ander, en pakt hen daar vast. Als een van de jongetjes zich verplaatst zegt de man nors: „Het kan ook anders.” En: „Jij hebt een lekkerder...”
De doodsbange jongetjes vragen of ze weg mogen en dan rennen ze naar de meester. Kort daarna wordt B. aangehouden. Hij heeft zijn baardje afgeschoren, waardoor een van de jongetjes hem bij de confrontatie achter spiegelglas eerst niet herkent. „Weet u dit verhaal nog?”, vraagt de rechter aan B. Die zegt met schorre stem: „Ik weet het nog. Verder onthoud ik me van commentaar.”
Vrijen
De rechter gaat door met het dossier en zegt dat B. erg in paniek was. Tegen de politie zei hij dat hij een jaar eerder, in 1984, ook zo in paniek was geweest na een incident met twee andere jongetjes in IJzerenbos – een natuurgebied bij Susteren – en daar bleek een aangifte van te zijn. B. was met een van de jongetjes gaan lopen, langs een maisveld, maar hij kon zich niet herinneren dat hij ontuchtige handelingen had gepleegd. Later, zegt de rechter, kwam B. daarop terug. B. had tegen de jongen gezegd dat hij met hem wilde vrijen. Hij had de jongen vastgegrepen en geprobeerd zijn broek open te maken. Het gebeurde in het gras langs de kant van de weg. De jongen wist zich los te rukken en was weggerend. De vlieger waarmee hij had gespeeld, liet hij achter.
Tot een veroordeling komt het niet in 1985. Het OM schakelt de reclassering in en het Riagg schrijft in een rapport dat B. zich gemeld heeft voor hulp. Hij wil inzicht krijgen in zichzelf en er alles aan doen zich voortaan te beheersen. Volgens het Riagg is B. gestagneerd in zijn identiteitsontplooiing, onder andere doordat hij thuis de vaderrol moest overnemen. Het Riagg ziet na drie intakegesprekken geen gevaar voor herhaling. Het advies is toezicht en therapie. De zaak wordt geseponeerd.
Adviezen van het Riagg
„Heeft u”, vraagt de rechter aan B. „de adviezen van het Riagg ook opgevolgd?” Geen reactie. De rechter gaat door met de jaren erna. B. wordt voorzitter van het tienerwerk en in 1987 maakt hij een reis door Azië. Een groepsreis, maar B. gaat ook alleen op pad. Hij beklimt de Mount Everest, zonder zuurstof. In zijn dagboek maakt hij aantekeningen over contacten met kinderen. Die dagboeken, zegt de rechter, zijn met B. besproken toen hij ter observatie in het Pieter Baan Centrum verbleef. „U was daar boos over.” B. knikt. Daarna had hij niets meer willen zeggen tegen de onderzoekers.
Tot mei 1998, een paar maanden voor de dood van Nicky, kwam B. regelmatig met scouting op de Heikop, waar Nicky op kamp was. Hij kende het terrein goed. B. moet hebben geweten dat er een gat in de omheining zat, vlak bij de tent waarin Nicky sliep.
Luister ook naar NRC Vandaag: Hoe sterk is het bewijs tegen Jos B.?