Onlangs nam virusactivist Willem Engel een verpleeghuis op de korrel dat na een corona-uitbraak tijdelijk was gesloten. Engel publiceerde op Facebook het telefoonnummer en zei dat ze het weer proberen. Zulke sluitingen noemde hij onrechtmatig. En „we hebben geconcludeerd dat dit nooit meer mocht”. Waarna de telefonistes doodsbedreigingen en scheldpartijen mochten ondergaan, van zijn volgers.
Is een nummer in die context publiceren een oproep om ook te bellen? En zijn bedreigingen daarvan een voorzienbaar gevolg? Engel keurde achteraf alle geweld af, ook het verbale. Maar hij incasseerde toch graag het resultaat. Als een „signaal”, dat quarantaine „verkeerd beleid” is.
Maakte Engel zich nu schuldig aan opruiing, het oproepen tot een strafbaar feit of geweld? En loopt het virusprotest uit de hand? Advocaat Jan Vlug vond in Jinek al van wel. Ik vroeg het me eerlijk gezegd ook af. Vooral omdat ik net strafzittingen bijwoonde met 25 opruiingsverdachten die in 2018 anti-Piet-demonstranten zouden hebben bedreigd. Als we niet oppassen worden hun woorden vanzelf daden, zo vreesde de officier, die het woord ‘toetsenbordpogrom’ gebruikte.
Engel kon dankzij het Facebook-algoritme precies zijn medestanders vinden. Het algoritme effect was me in de rechtszaal ook al opgevallen – die verdachten bleken opvallend gelijk aan elkaar, qua leeftijd, beroep, klasse, inkomen, opvattingen.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2020/09/socialdilemma.jpg)
Daarna probeerde ik me voor te stellen hoe bij het OM en Justitie naar het verpleeghuisincident is gekeken. Let wel, Engel noemde een volksopstand van het kaliber waarin ooit de gebroeders De Witt werden gelyncht, onontkoombaar.
Ik vroeg het na: het Openbaar Ministerie zegt „vooralsnog” geen strafrechtelijk onderzoek in te stellen. Zelf had ik het niet vreemd gevonden als Engel op het parket was ontboden. Daar zou hem dan een ‘voorwaardelijk sepot’ aangeboden kunnen zijn, onder de voorwaarde van een publieke spijtbetuiging. Precies zoals antiracisme activist Akwasi onlangs kreeg opgelegd. Het signaal was dan: niet alles mag worden gezegd. Onderschrijf die norm.
Over naar Ferd Grapperhaus (CDA), minister van Justitie en Veiligheid, die een boete kreeg wegens corona-overtredingen op zijn familiefeest. Daar moest ook een publieke norm worden hersteld en tegelijk het gezag van de minister. Grapperhaus kreeg de boete om zijn geloofwaardigheid als ‘boegbeeld’ van de coronahandhaving te stutten, schreef het OM. Na het Tweede Kamerdebat was dat sterk verzwakt; de boete ging omlaag, het strafblad verdween, stoere praat over ‘aso’s’ klonk nu hypocriet. De gedienstige boete was bedoeld om al die andere boetes geloofwaardig te houden.
Zodra politiek en strafvervolging elkaar raken, begint het meestal vanzelf te rieken. Hier dus ook. Wie deed intern eigenlijk de suggestie om Grapperhaus te bekeuren? Ik las in de memoires van de onlangs overleden oud-topambtenaar Arthur Docters van Leeuwen hoe OM en ministerie van Justitie in de jaren negentig nog met elkaar verweven waren. Het departement belde met de parketten in het land als er „iets moest gebeuren” – en de officieren voerden dat gewoon uit. Docters beschrijft zichzelf als uitvinder van wat ik maar het egeltjesmodel noem – het OM is onafhankelijk, de minister politiek verantwoordelijk en samenwerken gaat héél voorzichtig. De minister heeft een recht en een plicht om geïnformeerd te zijn, maar houdt zich zo afzijdig mogelijk. Mocht de minister toch het OM iets willen laten doen, dan mag hij dat opperen. Maar wel hardop. De Kamer krijgt er meteen bericht van. Geen gekonkel in de achterkamer dus.
Dat de neiging van Justitie uit de tijd van Docters om het OM als buitendienst te gebruiken nog bestaat, ervoer Geert Wilders. In diens proces-zonder-end kwamen allerlei schaamteloze mailtjes boven van ‘meedenkende’ departementsambtenaren, met ongevraagde adviezen aan het OM. Dat heeft er niks mee gedaan, zo vond het Hof. Maar deugen deed het niet.
Voor je het weet is vervolging politiek en de officier dus magistraat af. En die mag echt als enige zeggen of het virusprotest uit de hand loopt, of niet.