Analyse

‘Strategische autonomie’ is nu het buzzword in Brussel

Eurotop In Brussel spraken de lidstaten vrijdag over de economische koers van de EU. Een meer protectionische aanpak wint aan steun.

Europese Commissie-voorzitter Ursula von der Leyen verlaat de Europese top in Brussel op vrijdag, waar regeringsleiders spraken over de toekomstige economische koers van de EU.
Europese Commissie-voorzitter Ursula von der Leyen verlaat de Europese top in Brussel op vrijdag, waar regeringsleiders spraken over de toekomstige economische koers van de EU. Foto Francisco Seco/Reuters

De ongemakkelijke voortekenen waren er al een tijdje. Maar door een pandemie die handelsketens stillegde en economische mokerslagen uitdeelde, drong dit jaar de pijnlijke waarheid echt goed door in Europa: als het er echt op aan komt, sta je er in deze wereld alleen voor.

Dat geldt niet alleen geopolitiek, waar Europa steeds meer klem komt te zitten in de koude handelsoorlog tussen China en de VS, maar vooral ook een economisch besef dat in Brussel, hoofdstad van vrijhandel en open grenzen, tot een fundamenteel soul searchen leidt.

Vrijdag voerden Europese regeringsleiders op een topontmoeting in Brussel een discussie over de richting die de EU de komende jaren moet inslaan wat betreft economische politiek. Harde besluiten vallen tijdens zo’n rondetafelgesprek niet, maar in de conclusies die de leiders na afloop publiceren, zitten wel duidelijke aanwijzingen voor welke kant men uit wil. De taal mag hopeloos omslachtig zijn, juist in dit soort bewoordingen waar weken aan gesleuteld wordt, zie je een voorproefje van de cruciale discussies die Europa in het post-Covid-tijdperk wachten.

Men is het eens over de noodzaak de Europese economie grondig te moderniseren en hervormen. Toen handelsketens afgelopen jaar zwaar onder druk kwamen te staan, werd pijnlijk duidelijk hoe afhankelijk Europa is van China, zoals bij de invoer van medicijnen of mondkapjes.

Maar Europese zorgen over de eigen kwetsbaarheid waren er al langer. Het continent blijft achter bij de VS en China als het gaat om digitale technologie en kunstmatige intelligentie. Europese bedrijven klagen ook steeds vaker over oneerlijke concurrentie van met staatssteun gespekte bedrijven uit China.

Lees ook: Plan Brussel tegen oneerlijke, vooral Chinese concurrentie

Het buzzword in Brussel was deze week: strategische autonomie. Een begrip dat weliswaar goed bekt, maar binnen de EU verschillend wordt uitgelegd. Het verklaart waarom de laatste weken flink geschaafd werd aan een precieze formulering waar alle lidstaten zich achter konden scharen. „Strategische autonomie bereiken met behoud van de open economie is een hoofddoelstelling van de Unie”, werd de conclusie uiteindelijk.

Dat het thema hoog op de agenda staat, komt deels door de pandemie. Maar strategische autonomie is ook een langgekoesterde wens van Frankrijk dat, toen de voordelen van de vrije markt en handel nog volop werden bezongen, al voor meer protectionisme pleitte. De Franse president Emmanuel Macron kon vrijdag zelf tijdens de discussie van ‘zijn’ thema niet aanwezig zijn. Maar door het hardere mondiale handelsklimaat is de opstelling van Europa de laatste jaren al flink opgeschoven richting Frankrijk. Dat is verder gestimuleerd door het vertrek van het Verenigd Koninkrijk, een traditionele verdediger van de vrijhandel.

Dit plaatst Nederland in een wat ongemakkelijke positie. Als klein, open handelsland heeft het er belang bij protectionistische neigingen af te remmen. „Het belangrijkste is dat we een open economie in Europa houden zonder naïef te zijn over wat er in de rest van de wereld gebeurt”, aldus premier Mark Rutte (VVD) vrijdag na afloop van de EU-top. Samen met vooral Scandinavische bondgenoten keert Nederland zich in Brussel tegen wat ze beschouwen als al te drieste Franse plannen. „Napoleontische autonomie”, heet het aan Nederlandse kant grappend. Dat Macron deze week pleitte voor meer Europese onafhankelijkheid bij de wapenproductie kan daarvoor als symbool dienen.

Tegelijk schuift ook Nederland op. Eind vorig jaar presenteerde het kabinet in Brussel een voorstel voor betere bescherming tegen niet-Europese bedrijven die met staatssteun gespekt worden, dat in vergelijkbare vorm nu door de Europese Commissie is omarmd. En eerder dit jaar kwamen Nederland en Frankrijk met een plan voor het versterken van duurzaamheidsnormen in handelsakkoorden die Europa sluit.

Dat neemt niet weg dat de veranderende wind in Brussel Den Haag op termijn confronteert met vragen: over de rol van Europa in de wereld, én die van Nederland in de EU.

Europese industriepolitiek

Hoeveel er van de Brusselse economische ambities in de praktijk overblijft, moet nog blijken. Maar er zijn voortekenen dat een Europese industriepolitiek serieuzere vorm krijgt.

Allereerst omdat er in Brussel een groot bedrag aan Europese subsidies beschikbaar wordt gemaakt. Grote delen van het coronaherstelfonds van 750 miljard dat lidstaten deze zomer overeenkwamen, moeten worden gebruikt voor het versterken van sectoren als batterij-ontwikkeling en waterstoftechnologie die Europa concurrerender moeten maken. Maar wie bepaalt waar de investeringen heen gaan en hoe de verhouding tussen staat en markt is – daarover zullen nog discussies volgen.

In reactie op de coronacrisis werden de strenge Europese staatssteunregels al flink versoepeld. Dat nieuwe regime werd vrijdag verlengd tot juni 2021 en smaakt in sommige hoofdsteden naar meer. Regeringsleiders onderstreepten dat de strenge Europese mededingingsregels gemoderniseerd moeten worden: om de klimaattransitie te vereenvoudigen, maar ook om effectief te blijven binnen de digitale economie. Dat betekent dat ook de vraag in welke mate de Commissie moet streven naar het formeren van ‘Europese kampioenen’ die de concurrentie op mondiaal niveau aangaan, hoog op de agenda komt.

Cruciaal is ook de vraag op welke terreinen de EU precies zelfstandiger moet worden. Zelfs Nederland vindt nu dat de Europese afhankelijkheid in medicijnen en medische hulpmiddelen te groot is en dat de productie (deels) moet worden teruggehaald.

Maar dat betekent nog niet, vindt Nederland, dat van een meer fundamentele reshoring van de productie van allerlei goederen sprake kan zijn. De discussie over het punt waarop ‘autonomie’ overgaat in protectionisme is ook na deze EU-top nog niet klaar.