Meteen nadat Richard Nixon en John F. Kennedy als eerste presidentskandidaten voor de televisie live in debat gingen, was er kritiek. ‘Veel te beleefd’, klonk het in september 1960. Sindsdien zijn kandidaten de kiezer blijven teleurstellen, zei Alistair Cooke veertig jaar later in Letter from America, zijn wekelijkse BBC-radiocolumn, bij het debat tussen George W. Bush en Al Gore.
De kiezers verlangen „een memorabele zin die de kern van hun ingewikkelde argumenten blootlegt”. Maar de presidenten in spe spreken in vage taal, en ze oefenen eindeloos in schaduwdebatten, waardoor de spontaneïteit uit de discussie gaat. Bovendien zijn ze bang. Want sinds dat eerste tv-debat, waarin een bleke Nixon ongezond afstak bij de vitale Kennedy, lijken ze bevangen door „het bijgeloof dat één uitdrukking, één soundbite, één vergissinkje het tij kan doen keren”, zei Cooke.
Toch hadden die debatten altijd iets met elkaar gemeen: de bereidheid te luisteren en elkaar op grond van feitelijke argumenten welsprekend proberen te overtuigen. Dat is de essentie van het debatteren in een traditie die teruggaat tot Socrates.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data62674856-72514f.jpg)
De vraag is of de vorm van het debatteren na jaren van toenemende polarisatie, culminerend in Trumps bizarre treffen dinsdag met Joe Biden – daags voor het nieuws over Trump besmetting – inderdaad ‘op’ is. En hoe zit het in andere landen die waarde hechten aan een traditie van debatteren, zoals Nederland?
Bidens „Will you shut up, man?”, na de zoveelste interruptie van Trump zal wel de ‘memorabele zin’ zijn die blijft hangen. Een dag later kon je er al T-shirts van kopen. „Joe, let me shut you down”, echode Trump. Het was ‘laat me uitpraten’, maar vooral: ‘Ik wens niet langer naar je te luisteren’. Talk to the hand. Dan is er geen fatsoenlijk debat meer, alleen nog, zoals The New York Times schreef, een ‘schreeuwgevecht’.
„Dit was de totale verwording van de debatcultuur”, zegt historicus James Kennedy, Amerikaan met Nederlandse wortels. „Weer iets wat Trump om zeep heeft geholpen. Een dieptepunt. En een afschrikwekkend voorbeeld ook voor Amerikaanse kinderen die op school leren hoe het zou moeten: integer, met respect voor feiten, wellevend. Daarop is het idee van zo’n debatavond nog steeds gebaseerd, maar dat concept loopt nu op de klippen.”
Zinloos
„Dit is een breekpunt”, zegt filosoof Daan Roovers, Denker des Vaderlands. „Als je niet ergens het begin van een common ground hebt, is debatteren zinloos. Hoe moeten die twee een volgend gesprek hebben?”
De debatcultuur is in de VS vanouds weliswaar feller, maar „dit was het einde van de dialoog”, zegt ook Huib Hudig, oud-speechschrijver in Den Haag en coach bij Speak to Inspire, een trainingsbureau. En (ook) dit is besmettelijk: „Wat in Amerika gebeurt, zie je ook in Nederland meer gebeuren.” Ons parlementaire debat krijgt er ook trekjes van: framen, scoren, schelden („Doe eens normaal, man!” „Doe lekker zelf normaal!”). Soms moet de Kamervoorzitter de interruptiemicrofoon uitzetten, iets wat nu ook in de VS is geopperd voor de komende verkiezingsdebatten – in welke vorm die ook door mogen gaan nu Trump corona heeft.
Praten is vaak een alibi om niets te veranderen
Rogier van Reekum socioloog
In landen met een tweepartijenstelsel, waar het ene blok als het aan de macht is het andere niet meer nodig heeft, is polarisatie „in zekere zin begrijpelijk”, zegt Hudig. „Maar in Nederland-coalitieland kun je niet zonder de ander. Je kunt wel partijen bij voorbaat gaan uitsluiten, maar daarna moet je samen regeren en compromissen sluiten.”
Nederland „drijft af”, maar minder snel dan andere landen, denkt Roovers. „Dat wij geen president kiezen, heeft ook voordelen. Na zo’n titanengevecht tussen twee mannen blijf je – in elk geval in dit tijdsgewricht – met een gebroken land achter, een kloof die zelfs door families loopt.” Zie ook het Brexit-referendum, zegt ze.
/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2020/09/gn4-35725239-62618248img-gn4-35725239-62618248.jpg)
Zelfbesturend systeem
Freud zei dat de beschaving begon op het moment dat iemand het woord nam in plaats van een steen. ‘Parlement’ komt van ‘praten’, het instrument van een zichzelf besturende gemeenschap en de essentie van democratie, „een systeem waar de macht vreedzaam overgaat van de ene partij naar de andere”, zegt Roovers. „Als je stem geen plek heeft in het publieke debat, is ‘de straat’ de enige uitweg.”
Rogier van Reekum, socioloog aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam, vond ‘Trump-Biden’ een „abjecte farce”, maar hij zet sowieso vraagtekens bij het nut van debatteren, ook in Nederland. „Het is een vergissing te denken dat er nog iets halen valt door vast te houden aan die debatcultuur”, zegt hij. „Praten is vaak een alibi om niets te veranderen.”
Met socioloog Willem Schinkel, schreef hij in 2019 het radicale pamflet Theorie van de Kraal, dat het parlement een ‘babbelbox’ noemt, waar links zich heeft gecompromitteerd met neoliberale ideeën van rechts.
Rond debatteren hangt volgens Van Reekum in Nederland „iets mythisch”. „Het is niet alleen een procedure maar óók een idee over wie we zijn. We zien onszelf als een volk dat alles ter discussie blijft stellen en bespreekbaar houdt. En: dat dát ons beter maakt dan andere mensen. Denk aan moslims die niet voor hun mening uit zouden durven komen, of antiracisten die ‘het debat lamleggen’. Niet meer kunnen debatteren zou ons in een identiteitscrisis storten.”
Toch kun je volgens hem zeker dingen bereiken zonder debat. Zie de twee zwarte mannen die in 2011 bij de sinterklaasintocht in Dordrecht een T-shirt droegen met ‘Zwarte Piet is racisme’ – een beslissend moment in de discussie daarover, zegt Van Reekum. „Dat was geen redelijke bijdrage aan het debat, maar een effectieve interventie, die duidelijk maakte waar dit aan raakte: het idee van veel mensen dat zwarte Nederlanders hier tot in het oneindige hun plaats moeten kennen. Je debatteert niet meer, maar zegt: dit is jouw probleem en zoek het uit.”
Die benadering leidde in Nederland al tot botsingen. In Amerika, waar Trump openlijk speculeert op het niet erkennen van het electorale proces, lokt ‘de straat’ des te harder, bij rechts, en bij linkse activisten die oproepen „een staatsgreep te voorkomen”. Volgens James Kennedy is het de vraag of Amerika nog terug kan naar vertrouwde debatvormen. Slingert de pendule in 2024 terug? „Zo niet, dan is dat een droevig vooruitzicht.”
Correctie (5 oktober 2020): Op de T-shirts van activisten tegen Zwarte Piet in 2011 in Dordrecht stond de leus „Zwarte Piet is racisme” en niet „Zwarte Piet is fascisme”. Dat is in de tekst hierboven hersteld.