Ard Schenk

Foto Merlijn Doomernik

Interview

Ard Schenk: ‘Je hebt echt invloed op de manier waarop je oud wordt’

Ard Schenk | Interview Ard Schenk, olympisch kampioen in 1972, wil wel eens over iets anders praten dan schaatsen. Over het leven ná zijn carrière en zonder ongemakken oud worden. „Probeer jezelf te blijven uitdagen.”

Op een laag, stenen muurtje bij de strandopgang in Bergen zit een van de meest succesvolle Nederlandse olympiërs ooit. Het is vroeg in de ochtend. Dat wilde hij graag, het is dan nog rustig op het strand. Ard Schenk (76) is op de racefiets gekomen, twintig minuutjes van huis, in een rustig tempo. Hij verwisselt zijn fietsschoenen voor gewone sportschoenen en loopt met grote passen het duin af naar zee. „We gaan richting Egmond. Totdat we er genoeg van hebben”, zegt hij over zijn schouder.

Vijftig jaar geleden werd Ard Schenk voor het eerst de beste van de wereld. Hij won goud op het WK allround in Oslo. Daarvoor was hij al meervoudig Europees kampioen. En daarna, in 1972, won hij driemaal goud bij de Olympische Spelen van Sapporo – het hoogtepunt van zijn schaatscarrière. Een gesprek tijdens een wandeling, midden in de zomer, spreekt Schenk wel aan. Dan hoeft het een keer niet alleen over schaatsen te gaan. „Ik heb er soms moeite mee dat mensen vijftig jaar na dato nog vragen naar je mening over de sport. Alleen omdat ik toen hard kon schaatsen.”

Hij was een jongetje dat graag op de boerderij van zijn ouders rondzwierf. „Dan zag je een witkop door de velden struinen. Ik kwam alleen de knecht tegen, trok er op uit met mijn bootje. Toen ik negentien werd, keek ineens de hele wereld naar me. Ik heb me nooit gerealiseerd dat het me de rest van mijn leven zo zou … Achtervolgen klinkt wat hard … Maar mensen blijven je beoordelen en in dat hokje plaatsen.”

Ard Schenk is méér dan de schaatser van toen, wil hij maar zeggen. Na zijn schaatscarrière had hij een loopbaan als fysiotherapeut. En nu, na zijn werkzame leven, heeft hij zich tot doel gesteld om andere mensen een spiegel voor te houden. „Ik probeer mensen te laten zien hoe je gezond kunt leven. Het lichaam is gemaakt om te bewegen, maar zeker als mensen ouder worden vergeten ze dat vaak te doen. In onze samenleving is het vaak mind over body, terwijl het heel belangrijk is om je lichaam te blijven prikkelen.”

Waarom is bewegen voor u nog altijd zo belangrijk?

„Het is leuk om te doen, maar het is ook een manier om in stand te houden wat er is. Met neuropsycholoog Erik Scherder en hersenwetenschapper Dick Swaab geef ik lezingen in het theater over gezond oud worden. Zij laten zien dat zelfs je hersenen in betere conditie blijven als je voldoende blijft bewegen. Je wordt bovendien minder snel ziek, voelt je fitter, het heeft alleen maar voordelen. Zelf probeer ik er ook naar te leven. Lekker veel sporten. Ik wil niet dat ik de laatste jaren van mijn leven nauwelijks meer iets kan. Je moeten concentreren om de trap nog op te komen – dat lijkt me vreselijk. Je hebt echt invloed op de manier waarop je oud wordt.”

Maakt het dan niet uit wanneer het lichaam zegt dat het genoeg is?

„Nee, als je maar een beetje in balans kunt leven. Voor mij betekent dat bezig zijn. Sporten dus, maar ook een vloer leggen, een tafel maken. Dat geeft me ook de mogelijkheid om me terug te trekken. Dan kan ik zelf bepalen hoe het gaat. Dat is best egoïstisch, maar is dat slecht? Vroeger had ik het al. Zelf uitvinden hoe je een koe moet melken, maar ook erop uit gaan, de poort uit. Bezig zijn met jezelf in plaats van de grote wereld om je heen.”

„Ik zie veel mensen leven met een soort topsportgedachte. Steeds hoger, verder, harder. We moeten altijd maar méér. Niet twee keer op vakantie, maar vier keer. En niet naar Schiermonnikoog, maar naar Ibiza of nog veel verder. Voldaan en tevreden is niet genoeg, zeker niet voor jonge mensen. Naarmate je ouder wordt, ontdek je dat de samenleving zich heeft gevormd naar dat doorjagen. We vergeten onszelf rust en ontspanning te geven, we luisteren niet meer goed naar de signalen van ons lichaam, we zitten te veel en bewegen te weinig. De natuur zoeken we nauwelijks nog op. Er is altijd licht, we gaan steeds maar door. Soms nog even slapen, maar wel met de iPad op het nachtkastje. Het nieuws, altijd op zoek naar iets anders. Wat maakt het in godsnaam uit?”

Wat er gebeurt in de wereld?

„Je wilt natuurlijk in grote lijnen op de hoogte blijven. Ik maak me wel zorgen om de uitputting van onze aarde en het klimaat. We zijn bezig de aarde kapot te maken door onverantwoordelijk gedrag. Maar het gehaaste leven leidt ook af van waar het werkelijk om draait. De coronacrisis, als voorbeeld, laat wel zien waar het echt om gaat: gezondheid, rust en stabiliteit. Ik merk zelf niet veel van corona. Ik heb ruimte om me heen, ben veel in de natuur. Samen met mijn vrouw Carolien zoeken we onze uitdagingen. Verder heb ik niet veel zorgen.”

Terwijl mensen die te veel op hun karretje laden het in zo’n crisis moeilijk kunnen bolwerken?

„Inderdaad, want het was allemaal al zo krap. Ineens moet werk worden gecombineerd met de kinderen lesgeven, het huishouden. Mensen hebben het zó druk. Stilte is een luxegoed geworden. Men zegt wel: ik vind m’n rust in het bos, dan hoor ik niets. Dan denk ik: hoe kan het nou dat we zó ver van de natuur staan? In Amsterdam heb ik het na een dag al gezien. Leuk hoor, al die indrukken, maar het is snel genoeg voor me.”

Is dat erg veranderd in uw leven?

„Vooral doordat ik ouder word, denk ik. Ik heb door de sport natuurlijk altijd veel rondgetrokken, maar dan was je toch vaak bezig met jezelf. Trainen en presteren, daar zit ook veel oppervlakkigheid bij. In die cocon kun je ook signalen gaan missen die het lijf je geeft. Ik heb het als fysiotherapeut veel gezien. Mensen komen bij je en zijn vermoeid of hebben pijn. Wat te doen? Onderliggend probleem was vaak stress. Niet luisteren naar de signalen van het lichaam en te veel willen.”

Mensen herkennen dat niet goed meer ?

„Totaal niet. Het ritme in hun hoofd is verstoord. Lang niet iedereen is zo goed georganiseerd dat-ie ’s avonds even in de tuin kan zitten of een wandeling kan maken om te ontspannen. Het is een hele kunst geworden om de druk er even af te halen, terwijl dat soms heel belangrijk is.”

Ard Schenk op het strand nabij Bergen (NH).

Foto Merlijn Doomernik

Ineens gaat Schenk door de knieën. Hij doet zijn rugzak af, haalt er een druk- en sluitzakje uit en begint schelpen te rapen. Handenvol scheermessen verdwijnen in de zak. „Carolien, mijn vrouw, is beeldhouwer en vroeg me om die scheermessen mee te nemen. Help eens, we hebben grote nodig. Die kleintjes kun je laten liggen.”

Heeft u zelf periodes gehad van grote stress?

„Zeker. Het spoor vinden na de actieve periode van het schaatsen, dat was zoeken. Ik had een vrijbuitersbestaan en dat was ineens weg. Toen kwam ik ineens in een wereld waarin ik elke dag op dezelfde tijd moest opstaan. Ik ging samenwonen. Dan moet je rekening houden met anderen.”

Dat vond u moeilijk?

„Best wel, want ik heb altijd een sterke prikkel om eerst voor mezelf te zorgen. Het is een oud gebruik dat door het schaatsen werd benadrukt. Terwijl je zo niet kunt leven. Je moet rekening houden met anderen, je aan afspraken houden. Ik heb dat moeten leren, dat was niet makkelijk.”

Hoe merkte u dat?

„Mijn gedrag botste met datgene wat anderen denken en vinden. Ik deed gewoon wat ik zelf leuk vond. Dat is voor anderen niet altijd plezierig. Maar ik heb geleerd van mijn fouten, denk ik. Net zoals ik heb geleerd om te luisteren naar de signalen van mijn lichaam. Ik ben ook gewaarschuwd door mijn lichaam.”

U kreeg in 1998 een herseninfarct.

„Ik was vaak vermoeid, had soms pijn en ook stress, maar besteedde daar geen aandacht aan. Toen kwam die klap op tafel. Dan moet je mazzel hebben dat je goed herstelt. Je kunt het ook gebruiken als een waarschuwing. Na een week probeerde ik alweer te oefenen. Dan liep ik een beetje schuin achter de verpleegster aan op de gang. Thuis ben ik daarna zelf aan de slag gegaan. Oefenen, steeds maar weer oefenen. Ik zag in die tijd een dubbele horizon, de balans was weg. Tot ik op een ochtend wakker werd en de horizon was weer één streep. Toen dacht ik: verrek, het is weg.”

Was u bang dat u niet meer zou kunnen bewegen?

„Het grappige is dat mijn reflex was: wat kan ik nog wél? Ik schakelde over op een overlevingsstand. Ik probeerde alles uit. Als ik steun van de muur heb, dan kan ik mezelf nog wassen. Dus niet van: oh, oh, ik blijf liggen, ik ben ziek. Maar steeds op zoek gaan naar prikkels. Je valt en je staat weer op, reflexmatig bijna.”

Zit dat er van nature in?

„Mijn hersenen dwingen dat blijkbaar af. Zó moet je het doen, probeer het eerst maar zelf. Nu nog steeds, met die wil om te blijven bewegen.”

Lees ook: Het is te warm om de favoriete schaatsbaan van Ard Schenk open te houden

Terug bij de strandopgang wijst Schenk naar de duinen, die steil oplopen. Dát is nu een mooie uitdaging, zegt hij, voor mensen die wat minder bewegen. „Doe het eens, ga dat duin eens op en probeer het de volgende dag weer. En niet verwachten dat het in veertien dagen beter gaat, maar misschien in veertien weken, of veertien maanden. Maar probeer jezelf te blijven uitdagen.”

Om het verval op afstand te houden?

„Beter wordt het niet meer, maar ik wil zorgen dat het niet snel minder wordt. Je wordt langzamerhand wel ouder, maar als je soms de manier ziet waarop dat bij mensen gaat … Dat zou ik niet willen.”

Hoe niet?

„Met allerlei ongemak, dat je nauwelijks meer iets kan doen, elke maand weer naar het ziekenhuis moet voor controles. Dan zou ik denken: zoek het allemaal maar uit.”

Denkt u daar vaak over na?

„Ik ben er niet dagelijks mee bezig, maar denk er wel over na. Met mijn fietsmaatjes wil ik het ook niet steeds over klachten hebben, over ziekte. We zeggen soms gekscherend tegen elkaar: vijf minuten over de klachten en dan houden we erover op. Je moet het daar niet steeds over hebben. Ik ben ook niet bang voor de dood of zoiets.”

Waarom niet?

„Het heeft geen zin om er de hele tijd bij stil te staan. Je moet ergens aan overlijden, dat is onvermijdelijk. Maar voel je niet te bezwaard met het feit dat je misschien iets kan overkomen. Probeer te kijken naar wat er nog wél gaat, dat geeft voor mij het gevoel dat er nog mogelijkheden zijn. Angst is een slechte raadgever. Maar er is geen handleiding voor oud worden, hè. Iedereen moet het zelf uitvinden.”