Het aantal huisuitzettingen van bewoners van leegstaand vastgoed is terug op het niveau van vóór het begin van de coronacrisis. Dat zegt de Bond Precaire Woonvormen (BPW), dat opkomt voor de rechten van mensen die tijdelijk, onzeker of (te) duur wonen. Volgens woordvoerder Abel Heijkamp gaat het om „honderden huisuitzettingen”.
Toen de coronacrisis begon, nam het ministerie van Binnenlandse zaken samen met betrokken woonpartijen een aantal maatregelen om te voorkomen dat mensen op straat zouden komen te staan. Zo kwam er in maart spoedwetgeving die het mogelijk maakte tijdelijke huurcontracten voor een korte periode te verlengen. En er werd een statement uitgebracht dat „er gedurende de coronacrisis geen huisuitzettingen gedaan [worden]”. Bewoners van leegstaand vastgoed vielen daar echter niet onder, omdat zij niet dezelfde rechten hebben als andere huurders. Voor hen werd alleen afgesproken dat verhuurders „alert zijn op de gevolgen voor bewoners van leegstaand vastgoed”.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data57380197-d31ecd.jpg)
De BPW zegt dat de effecten van deze maatregelen maar van korte duur waren. „Na twee maanden met iets minder huisuitzettingen komt er nu weer een constante stroom voorbij terwijl de coronacrisis nog lang niet voorbij is”, zegt Heijkamp.
Het gaat volgens de organisatie voornamelijk om bewoners die tijdelijke huurcontracten op basis van de leegstandwet hebben of anti-kraak wonen. Naar schatting wonen er zo’n 15.000 mensen in Nederland op die manier. Heijkamp: „Het probleem is dat de spoedwet, die overigens al is verlopen, niet gold als algemene maatregel. En het statement over huisuitzettingen ging over mensen die tijdens de coronacrisis een betalingsachterstand opliepen. Ondertussen was voor mensen die op een andere manier noodgedwongen tijdelijk woonden helemaal niks afgesproken.”
Slooppanden in Utrecht
Zo moeten pakweg 150 bewoners van drie panden aan de Linschotensingel en de Vronesteinlaan in Utrecht binnenkort hun huis verlaten. Ze wonen anti-kraak in panden van corporatie Portaal die op de nominatie staan om gesloopt te worden zodat er nieuwbouw neergezet kan worden. Twee weken geleden kregen de bewoners te horen dat ze in eerste instantie binnen een maand hun huis uit moesten. Na protesten besloot de corporatie dat te verlengen tot januari. „Daarmee hebben we meer gedaan dan waartoe we verplicht zijn”, zegt regiomanager Reijnder Jan Spits. „Deze mensen hebben gebruik kunnen maken van woonruimte die anders niet beschikbaar was. Ze wisten dat het op een gegeven moment zou ophouden.”
Dat onderkent een van de bewoners, Yoep van Hoevelaak. Toch vindt hij het besluit van de corporatie „ethisch helemaal verkeerd”. „Het klopt dat we hebben gekozen voor onzekerheid, maar ik heb nooit rekening gehouden dat ik uit mijn woning zou worden gezet tijdens een pandemie.”
De corporatie zegt een belangenafweging te hebben gemaakt. „Hier worden meer woningen gebouwd dan er nu staan. We kampen met lange wachtlijsten, dus nieuwbouw is hard nodig. Dit is in onze ogen de beste oplossing.”
Kamervragen
Naar aanleiding van enkele huisuitzettingen in Den Haag hebben oppositiepartijen GroenLinks, PvdA en SP afgelopen dinsdag Kamervragen gesteld aan minister Kajsa Ollongren (Binnenlandse zaken, D66). SP-Tweede Kamerlid Sandra Beckerman noemt de afspraken uit het voorjaar „niet genoeg”.
Het ministerie van Binnenlandse zaken laat weten dat zowel de spoedwet als het statement van de minister „niet meer gelden nu we een half jaar verder zijn”. Een woordvoerder van Ollongren wijst erop dat de afspraken bovendien niet voor leegstandbeheer golden. Dit najaar wil de minister gaan kijken naar „een opvolging van het statement”. De Vereniging Leegstandbeheerders Nederland zegt geen signalen te hebben dat klachten en opzeggingen toenemen.