Wat doe je als je kunstenaar bent en je gelooft niet in beelden of woorden? Geen schilderij, beeldhouwwerk, geen tekst, zo vertel je in 2016 aan je gesprekspartner, kan uitdrukken welke levenservaringen in jouw binnenste huizen. Ervaring, zeg je, omvat alle zintuigen. Ervaring is iets dat ontstaat in een wereld die ongrijpbaar – zowel letterlijk als figuurlijk - is. Kunstenaar Gregor Schneider, over wie het hier gaat, is daarom kunstenaar geworden die bouwt, graaft, begraaft, sloopt, verspert, aan het zicht onttrekt.
Dat lijkt misschien heel wat, maar zelfs met deze algemene termen doe je Schneider (Mönchengladbach-Rheydt, 1969) en diens werk tekort. Voor wie dat laatste niet kent, is er nu de kans om dat in bijna volle glorie te betreden. In de voormalige Amerikaanse ambassade in Den Haag, een brutalistisch gebouw op het Lange Voorhout waar projectruimte West zetelt, heeft de kunstenaar voor het eerst in Nederland een solo ingericht. Die solo is één grote, labyrintische constructie die door bijna het hele gebouw uitwaaiert. Onderweg kom je, jazeker, beelden en foto’s tegen die doen denken aan props, achtergelaten in een decor waar de filmploeg allang is vertrokken.
Op een foto steekt uit een blok beton een tafel die – maar dat kun je niet zien – balanceert op een omgekeerde tafel die verdronken is in het beton. Kein Tisch (1985), zoals de foto heet, heeft een driedimensionale tegenhanger verderop in de tentoonstellingsruimte: twee identieke kubussen van spaanplaat van 1 bij 1 bij 1 meter. Ze zijn wit beschilderd en daarna verzegeld met glanzend wit isolatiemateriaal (Completely Insulated Boxes, 1986). De fantasie die erbij hoort is van Schneider: dat in één van de twee kisten misschien een man of een vrouw zit die zonder dat wij het zien of horen, schreeuwend de dood tegemoet gaat. Weer een paar te openen kamers verderop liggen twee levensgrote ‘kinderen’ op hun buik (Zwillingstöchter nr. 1+2, 2008). Ze zijn gemaakt van siliconen, ze dragen kleren en om hun hoofd is een vuilniszak getrokken – alsof die hoofden te verminkt zijn om naar te kijken. Deze ‘kinderen’ mogen van de kunstenaar geen poppen heten: net als de twee kubussen verderop moeten we ons voorstellen dat deze twee vormen sporen zijn, vingerwijzingen van menselijke aanwezigheid.
Geboren uit eigen graf
Gregor Schneider begon zijn carrière in de jaren tachtig van de vorige eeuw, met performances waarbij hij zichzelf fotografeerde, hangend in het luchtledige tussen bomen. Op de vroegste reeks zwart-wit foto’s uit 1984 (Begraben) registreert hij het graven door hemzelf van zijn eigen graf. Hij zwoegt in de roestbruine bodem van zijn geboortestreek tot er een fistel ontstaat, een hol waar hij als een foetus in de baarmoeder in wegkruipt. Vervolgens kruipt hij weer tevoorschijn en gooit het gat dicht.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data61768003-f5ec83.jpg|https://images.nrc.nl/_u4E53cLhOLn9Pch5dwbGlFp0m8=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data61768003-f5ec83.jpg|https://images.nrc.nl/Hn5O8dOZqfNu4ZcYh23WZ8Xlt3o=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data61768003-f5ec83.jpg)
Natuurlijk roept deze ogenschijnlijk zinloze fysieke actie de vraag op: waartoe? Maar bij Schneider is die vraag niet relevant. Met zijn gefotografeerde performance verbeeldt hij al in prille vorm wat hij in zijn verdere carrière in monumentale vorm zal gaan bouwen.
Van zijn latere werken zijn het Haus u r en Totes Haus u r de bekendste geworden. Tussen 1985 en 2001 construeert Schneider in het binnenste van zijn ouderlijk huis in Rheydt een duplicaat van datzelfde huis – met dubbele vloeren, dubbele kamers, trappen, dubbele gangen, extra plafonds, kamers die niet meer open kunnen. Schneider bouwt, zaagt en boort totdat geen centimeter in het huis meer benut kan worden: het huis woekert als een freudiaans, door Schneider zelf gevoed kankergezwel en wordt voorgoed onbewoonbaar. Als ‘dood’ stelt hij het in 2001 met veel succes tentoon op de Biënnale van Venetië.
Goebbels geboortehuis
Iets vergelijkbaars, maar dan anders, doet hij met het geboortehuis van Hitlers propagandaminister Joseph Goebbels. Dit huis blijkt maar op een steenworp afstand van Schneiders geboortehuis te staan. De kunstenaar koopt het op, gaat een tijdje wonen in de kleinburgerlijke Duitse ambiance (video’s en foto’s op de tentoonstelling documenteren dit) en breekt het huis ten slotte met mierenvlijt van binnenuit af totdat er niets meer van over is (Geburtshaus Goebbels en Entkernung Geburtshaus Goebbels, 2014)
Van dit soort ‘dode ruimtes’ of herinneringen aan dode ruimtes heeft Schneider er veel. Dwalend door de voormalige ambassade vangen deze haast sluipenderwijs je aandacht. Plotseling stinkt een kantoorruimte wel heel sterk naar fonkelnieuw linoleum. Plotseling voelt een ruimte té wit aan, té smetteloos, te anoniem. Een brandschone spiegel aan de muur en een glimmende matras op de grond maakt de plek alleen maar angstaanjagender. Hetzelfde geldt voor de ‘cellen’ waar diepe duisternis heerst, de kou via je rug, je armen naar je nek en hoofd kruipt of alle geluid vanuit de buitenwereld lijkt te verwaaien als stuifmeel in de wind. Kamers zien er in Schneiders universum nooit onschuldig uit. Altijd is er de associatie met geweld - politiek dan wel huiselijk gemotiveerd. Huizen transformeren tot verstikkende organismen die appelleren aan onbewuste en bewuste angsten en fobieën.
Net als in de vroege foto’s bewijst Schneider met zijn latere werk dat het onmogelijk is om een vluchtweg te vinden. Hij graaft een gat om te ontsnappen aan. Hij bedenkt vluchtroutes, traceert ze en metselt ze vervolgens dicht. De deur gaat op slot, de herinnering wordt vergrendeld, voor altijd vergeten.