Wat je ook doet, Plinius, ga niet actief christenen opsporen en accepteer onder geen beding anonieme aangiften. Was getekend: keizer Trajanus.
We schrijven het jaar 112 en Plinius de Jongere, gouverneur van de Romeinse provincie Bythinia in Anatolië, zat met een probleem. Er waren vanuit de bevolking aanklachten gekomen tegen christenen en hij had daarom een groep verdachten gehoord. Sommigen had hij gestraft, anderen had hij laten gaan, toen ze zelfs na stevig aandringen niet bekenden. Hierna stuurde Plinius een brief aan de keizer om zich ervan te vergewissen of hij het allemaal goed gedaan had. Trajanus antwoordde bevestigend. De zaken waren keurig behandeld: geen Romeinse mensenjacht, maar een proces waarin elk geval apart beoordeeld werd, na een aangifte door de plaatselijke bevolking.
Volgens classicus Renske Janssen geeft deze casus goed weer hoe er in de eerste drie eeuwen van onze jaartelling in het Romeinse Rijk met christenen werd omgegaan. „De kerk heeft de periode van het vroege christendom altijd afgeschilderd als een tijd van fanatieke vervolging door de Romeinse autoriteiten, met talrijke martelaren als gevolg. Wie goed kijkt, ziet echter dat het genuanceerder ligt.” Janssen promoveerde vorige week in Leiden op het proefschrift Religio Illicita?, waarin ze 250 jaar juridische omgang van christenen met de Romeinse overheid in kaart brengt.
Hoe heeft u de positie van christenen onderzocht?
„Dat heb ik gedaan door hun lotgevallen in een brede context te plaatsen. Ik heb niet alleen anti-christelijke maatregelen of martelaarsvertellingen bestudeerd, maar ook gekeken naar de juridische problemen van twee andere groepen die regelmatig met de Romeinse overheid botsten: waarzeggers en Joden.”
Het ging mis als zo’n waarzegger een uitspraak deed over de gezondheid van de keizer en zijn familie
Waarom waarzeggers? De Romeinen kenden toch de functie van haruspex, die bij officiële gelegenheden de stemming van de voorzienigheid moest peilen door de ingewanden van dieren te lezen?
„Dat klopt, maar de haruspex was ingebed in formele structuren. Er waren in een stad als Rome echter ook honderden waarzeggers die als kleine zelfstandige aan de kost probeerden te komen, soms met een heuse winkel met uithangbord. Meestal hadden de autoriteiten daar geen problemen mee, maar het ging bijvoorbeeld mis als zo’n waarzegger een uitspraak deed over de gezondheid van de keizer en zijn familie.
„Wie de dood van een heerser voorspelde, had de kans dat de ordediensten hem zouden bezoeken. Vooral de keizers Tiberius en Domitianus hadden de naam zich over dit soort berichten bezorgd te maken.”
Gooiden zij zo’n waarzegger dan ook voor de leeuwen, zoals de christenen overkwam die weigerden hun geloof af te zweren?
„Soms werden waarzeggers wel geëxecuteerd, maar voor zover we weten gebeurde dit niet op grote schaal – en niet in de arena. Waarzeggers werden in tijden van onrust ook de stad uitgestuurd. Het grappige is dat ze dat feit later konden gebruiken om reclame te maken voor hun werk: de keizer nam hun voorspellingen kennelijk zo serieus dat ze uit Rome verbannen moesten worden.”
De Romeinen traden soms keihard op tegen Joden, bijvoorbeeld bij de vernietiging van Jeruzalem tijdens de Joodse Opstand in het jaar 70. Gold dat ook voor de juridische omgang met de Joodse gemeenschap?
„Voor opstandelingen waren de Romeinen altijd genadeloos, maar normaal gesproken waren de problemen van Joden van een andere aard. In het Romeinse Rijk werd iedereen geacht de traditionele goden te aanbidden, en al vrij snel ook vergoddelijkte keizers. Dat werd zelden afgedwongen, maar mensen die dit niet wensten te doen, kwamen soms in de problemen omdat de rest van de bevolking ervan uitging dat deze onwilligheid de goden ertoe zou kunnen aanzetten hun zegen aan een stad of provincie te onthouden.
„Problemen werden dan ook vaak door een andere bevolkingsgroep veroorzaakt, meestal door iemand van de plaatselijke elite. Omdat Joden een eigen gemeenschap vormden, met eigen structuren en een hiërarchie, was het in zo’n geval voor hen makkelijker met de Romeinse autoriteiten in gesprek te komen.
De Joodse elite had vaak ook goede contacten met de Romeinse elite
„De Joodse elite had vaak ook goede contacten met de Romeinse elite, waardoor het nogal eens lukte steun van Romeinse magistraten te verkrijgen. Zeker als Joodse gemeenschappen met voor hen gunstige precedenten konden aankomen.”
Het christendom was een jonge religie, nog zonder een door de Romeinen herkende en erkende hiërarchie en zonder rechtsgeschiedenis. Speelde dat de christenen parten?
„Ja, en het feit dat slaven en vrouwen een belangrijke rol spelen in het vroege christendom, maakte hen als gesprekspartner ook minder aantrekkelijk. Toch zie je bij de omgang met christenen bestuurlijke mechanismen optreden die ik ook bij de waarzeggers en Joden heb geconstateerd. Ik noem dat in mijn proefschrift de geïnstitutionaliseerde flexibiliteit van het Romeinse systeem. Het was niet zo dat alle Romeinse gouverneurs altijd en overal hetzelfde optraden. Repressieve maatregelen tegen bevolkingsgroepen die als ‘anders’ werden gezien, waren tijdelijk en plaatselijk. Dat gold ook voor de omgang met christenen.
Ik kwam bijvoorbeeld gouverneurs tegen die hun best deden om christenen uit de problemen te helpen
„In de bronnen kwam ik bijvoorbeeld gouverneurs tegen – opvallend veel in Noord-Afrika – die hun best deden om christenen uit de problemen te helpen als er een aanklacht was binnengekomen. Dan moedigden ze een verdachte aan om een offer te brengen aan de Romeinse goden: het bewijs dat ze hun religie hadden afgezworen. Of ze kauwden voor welke antwoorden ze wilden horen tijdens een verhoor. En soms wees een magistraat een klacht zelfs gewoon helemaal af, omdat er iets niet aan zou deugen.
„Dit laat zien dat er geen vaste regels bestonden die golden voor het hele rijk. De procedure in de brief die Trajanus aan Plinius stuurde, werd niet algemeen geldend. Zo hebben we een brief van de gouverneur van Lyon aan Marcus Aurelius [heerschappij 161-180] waarin hij de keizer om precies hetzelfde soort advies vraagt naar aanleiding van een klacht tegen christenen.”
Zijn die martelaarsverhalen over de vroege kerk dan verzonnen?
„Het idee dat er vanuit de Romeinse overheid gevaar dreigde, is door christenen zeker zo ervaren. En op sommige plekken was dat ook terecht. Je moet daarbij wel beseffen dat het martelaarschap door nogal wat christenen in die tijd als iets aantrekkelijks werd gezien. Het idee tot een bedreigde minderheid te behoren, gaf het geloof status.
„Maar van een christenvervolging kan je niet spreken, wat mij betreft. Dat veronderstelt een langdurig proces waarbij de autoriteiten een actieve rol speelden. Daarvan was in deze periode écht geen sprake. Ik gebruik het woord ‘vervolgingen’ dan ook niet in mijn proefschrift. Het feit dat christenen soms bijzonder heftige straffen moesten ondergaan, wil niet zeggen dat ze ook fundamenteel anders zijn behandeld.”
Correctie: in een eerdere versie van dit artikel stond dat Renske Janssen in 2005 is afgestudeerd. Dit is later gecorrigeerd. Het was 2015.