Recensie

Recensie Muziek

Oorspronkelijke klank Brahms is wennen voor gevorderden

Klassiek Dirigent Johannes Leertouwer doet onderzoek naar hoe Brahms’ muziek in zijn eigen tijd klonk. Het antwoord: schokkend anders, en vaak veel reliëfrijker.

Johannes Leertouwer
Johannes Leertouwer Foto Marjolein Annegarn

Hoe klonk de muziek van Johannes Brahms (1833-1897) in zijn eigen tijd? Dat is, kortweg, het uitgangspunt van het promotieonderzoek waaraan dirigent (en violist) Johannes Leertouwer werkt bij de Universiteit Leiden, met de finish in 2022. Het antwoord: drastisch anders.

Leertouwer liet zich inspireren door onderzoek naar de uitvoeringspraktijk van Brahms’ muziek door Prof. Clive Brown. Diens conclusie – we weten veel, nu moet de dode letter tot levende klank worden gewekt – maakt Leertouwer met een inspirerende dosis energie en lef waar.

Zeldzaam en geweldig is het dat een prikkelend pioniersonderzoek als dit in coronatijd vleugels krijgt: de uitvoering van Brahms’ Dubbelconcert en Tweede Symfonie voelde vrijdag in Leiden bijna als een geheime experimentele bijeenkomst. Voor de uitvoering formeerde Leertouwer een projectorkest uit vooral conservatoriumstudenten, bijgestaan door kopstukken als Peter Brunt (viool) en Viola de Hoog (cello). Als solisten in het Dubbelconcert meldden zich violist Shunske Sato, artistiek leider van de Nederlandse Bachvereniging, en cellist Pieter Wispelwey.

In wat wij als imperfect ervaren, zit veel van het avontuur en de schoonheid

Wat klonk er anders? Veel. Vibrato is voor alle strijkers een „nee, tenzij”. Dat leidt tot een helderder klankbeeld, maar dankzij talloze authentieke opnames van, ook, romantische muziek is ons oor al wel gewend aan non-vibrato-orkestspel. Dat geldt niet voor solospel: de bijdragen van Sato en Wispelwey – lyrische melodieën, dubbelgrepen - klonken zonder vibrato disoriënterend nieuw. Wennen voor gevorderden was wat Leertouwer in een verhelderend lekenpraatje vooraf „tempomodificatie” noemde: dat sneller ook harder betekent, en trager zachter.

Op de bevlogenheid van het jonge orkest viel niets af te dingen. En juist in wat wij als imperfect ervaren, zit veel van het avontuur en de schoonheid. Grappig was bij voorbeeld hoe ‘fout’ ons oor portamenti – glijdend benaderen van de ruimte tussen twee noten- ervaart. De mengklank van de authentieke blazers met Wispelweys cello klonk zeldzaam mooi; daar besefte je weer even hoeveel reliëfrijker en interessanter een 19de-eeuws instrumentarium in alle geledingen klinkt.