‘Ik kijk door de lens van kinderen en gezinnen naar een stad”, zegt Lia Karsten (65). Ze is stadsgeograaf aan de Universiteit van Amsterdam en heeft haar hele carrière onderzoek gedaan naar stedelijk gezinsleven. Op 29 september neemt ze afscheid van de UvA. Buiten, op een terras vlak bij haar huis in Amsterdam-Oost, gaat het meteen over de grootste verandering die zij in haar carrière zag in de relatie tussen gezinnen en de stad. In de jaren zestig, zeventig en tachtig, zegt ze, trokken gezinnen met geld de stad uit. Als je het kon betalen, koos je voor licht, lucht en ruimte. In Almere, Purmerend en Lelystad werden wijken gebouwd met gezinswoningen. „Eigenlijk de rurale idylle. Opgroeien in de stad had een negatieve connotatie, iedereen wilde zijn kinderen in een boom zien klimmen.” Nu is er een groep die precies het tegenovergestelde doet. „Als je het je kan veroorloven, blijf je met kinderen in de stad wonen.”
Dat heeft consequenties voor hoe steden er nu uitzien, zegt ze. Amsterdam, Utrecht, Den Haag en Rotterdam zijn de laatste jaren kindvriendelijker geworden. Er is familiehoreca, er zijn natuurspeeltuinen, muziekscholen en jeugdtheaters, wijken met brede stoepen en speelplekken waar je goede koffie kunt krijgen en broodjes met smashed avocado. De yup (young urban professional) is yupp (young urban professional parent) geworden en die ouders betrekken de kinderen bij hun levenswijze – ze gaan uit eten, naar toneel, film en musea. Onderweg halen ze latte macchiato’s to go, madeleines en een plak bananenbrood.
„En ik wil dan weten”, zegt Lia Karsten, „waarom blijven gezinnen in de stad wonen, terwijl ze voor minder geld buiten de stad veel meer ruimte kunnen krijgen?” Uit haar onderzoek kwam naar voren dat als beide ouders zorg en werk combineren, het handig is om stedelijk te wonen. Werk, huis, crèche en school zijn dan voor beiden op fietsafstand.
Wat haar opviel: bij gezinnen in de stad zijn de zorgtaken vaak beter verdeeld – zowel moeder als vader brengt kinderen naar school en haalt ze op van de buitenschoolse opvang en de sportclub. Dat verandert als gezinnen de stad verlaten, zegt ze. „Opvallend veel van de vrouwen die ik interviewde zeiden: als we buiten gaan wonen, weet ik al hoe het gaat. Piet gaat door met werken en ik sta om drie uur op het schoolplein.”
Kortom: als gezinnen de stad uit gaan, passen de moeders zich aan. Zíj gaan freelance werken of pauzeren hun carrière, zegt Karsten.
Betaalbare gezinswoningen
Nou is met kinderen in de stad blijven financieel niet makkelijk. Er is al jaren een tekort aan betaalbare gezinswoningen, zowel koop als huur. Cijfers laten zien dat het aantal gezinnen in de stad stagneert. En het gaat zich uitsorteren, zegt Karsten; alleen de rijken kunnen blijven.
Ze ziet het bij haar eigen, volwassen kinderen en hun vrienden. „Ze zoeken allemaal naar een gezinswoning in de stad, ze zijn hier opgegroeid en willen graag blijven, maar dat is een hele opgave. De stad is voor veel starters onbetaalbaar. En mijn onderzoek laat zien dat dat ook geldt voor gesettelde gezinnen.”
In Amsterdam sprak de wethouder Wonen, Laurens Ivens (SP), in februari zijn zorgen uit over de vele vertrekkende gezinnen. Kinderen zijn belangrijk voor een stad om te groeien, en jong en divers te blijven. „Dat hebben ze op het stadhuis nu ook door”, zegt Karsten. „Jaren geleden vonden ze mijn onderwerp nog marginaal. Mijn onderzoeken hebben er denk ik aan bijgedragen dat die visie is veranderd.”
Ook voor het sociale weefsel van een stad zijn kinderen onmisbaar. In een stad heb je gezinnen die tot de multiculturele sociale minima behoren en kinderen die tot de welvarende hogere klasse behoren. Daartussen zitten wat Karsten de sociale stijgers noemt. Een diverse groep, maar één ding hebben ze gemeen: zij hebben een flinke stap vooruit gemaakt in opleiding en inkomen, en kunnen een brug slaan tussen de lagere en hogere sociale kaders van de stad. „Samen met hun kinderen zijn zij het cement van de stad. De kunst voor de stad is om plekken te creëren waar gezinnen uit verschillende sociale klassen met elkaar in contact komen.” Sinds 1970 neemt de diversiteit in Nederlandse steden toe. „De stad heeft nog nooit zo’n diverse groep kinderen gehad als nu, qua klasse en etniciteit. Daar liggen kansen.”
Karsten wordt door steden en ontwerpers regelmatig gevraagd om mee te denken en te adviseren. Zoals over de bouw van Haven-Stad, een hele nieuwe woonwijk in Amsterdam in het Westelijk Havengebied, aan de overkant in Noord en rond Station Sloterdijk. Over dertig jaar wonen daar 150.000 mensen, in een gemengde wijk. „Voor jong en oud”, zegt Karsten. „Diversiteit is niet alleen sociale klasse en afkomst, maar ook leeftijd. Dat is een van mijn stokpaardjes.”
Extra vierkante meters
Als een stad wil dat er kinderen blijven wonen, moeten ze daar in hun plannen rekening mee houden. „Het gaat niet vanzelf. Gezinnen kosten extra geld en extra vierkante meters, daar moet een gemeente voor kiezen, anders gaat de ruimte voor gezinnen uiteindelijk verloren in de bouwplannen. Als je kinderen wilt behouden, moet je daar expliciet over nadenken.” Gezinnen hebben meer kamers nodig, een buitenruimte en ook een goed ingerichte publieke ruimte, waar kinderen kunnen spelen en ouders elkaar kunnen ontmoeten. Die ruimte kost geld en daar sneuvelen de plannen uiteindelijk vaak op, is haar ervaring.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data62142435-9bbd62.jpg|https://images.nrc.nl/_qz9qp4Dn60Ls3vajqOOft47hc8=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data62142435-9bbd62.jpg|https://images.nrc.nl/37Phfg_F-fnP-lysxEn92uz7VHM=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data62142435-9bbd62.jpg)
Lia Karsten: „Stadskinderen spelen steeds minder buiten, omdat ouders voorzichtiger zijn geworden, maar ook doordat het verkeer steeds drukker wordt en de publieke ruimte steeds voller.”
Karsten stopt dan wel met collegegeven, maar niet met het adviseren van beleidsmakers en stedenbouwkundigen – „Veel te leuk”. Ze blijft ook president van de internationale organisatie Child in The City en heeft een eredoctoraat bij de universiteit van Uppsala in Zweden. Als ze straks met pensioen is en geen college meer hoeft te geven – dat was 60 procent van haar werktijd – gaat ze verder met haar meest recente onderzoek, over hoogbouw en gezinnen. In Nederlandse steden moet de bouw steeds verder de lucht in. Karsten onderzoekt of en hoe hoogbouw aantrekkelijk gemaakt kan worden voor gezinnen. „Ik heb in Hongkong wekenlang gepraat met ouders over hoe ze zich handhaven in zo’n hoog flatgebouw. Het blijkt dat ideeën over de ideale gezinswoning sterk cultureel bepaald zijn. Wonen in een flat staat in grote delen van Azië voor moderniteit en wordt – met wat kritische kanttekeningen – in principe als positief beoordeeld. Hoe dat hier precies zit, ga ik nog uitzoeken.”
Achterbankgeneratie
Er is nog één ding waar ze zich zorgen over maakt, mailt ze na het gesprek. De zelfstandige bewegingsvrijheid van kinderen is sterk afgenomen. Ouders halen en brengen ze naar school en van en naar sport, muziekles en speelafspraken. De ‘achterbankgeneratie’ is een term die zij ervoor bedacht. Stadskinderen spelen steeds minder buiten, omdat ouders voorzichtiger zijn geworden, maar ook doordat het verkeer steeds drukker wordt en de publieke ruimte steeds voller (met terrassen, afvalbakken, Biro’s, bakfietsen en oplaadpunten voor elektrische auto’s). Dus ouders moeten mee naar de speeltuin. „Maar daar hebben zij niet altijd zin in, of tijd voor.” En dan blijven de kinderen dus binnen.
Kinderen hebben, zegt ze, een band met waar ze opgroeien. Dat geven ze door in verhalen. „Verhalen van geboren en getogen Amsterdammers of Rotterdammers moeten er blijven, mensen die kunnen vertellen over hoe het was. Die verhalen voegen iets toe aan het beeld dat mensen van een stad hebben. Verhalen van kinderen uit de kindertijd horen daarbij.”