Met een vierdaagse marathonzitting tegen 25 Facebookgebruikers die worden verdacht van aanzetten tot haat en geweld, wil de Amsterdamse rechtbank de boodschap geven aan de samenleving dat ook op sociale media niet alles gezegd mag worden.
Maandag dient voor de meervoudige kamer in Amsterdam de zaak tegen een klein deel van de duizenden mensen die op 17 november negatieve commentaren schreven onder een livestream op Facebook van een demonstratie tegen Zwarte Piet. Publicist en NRC-columnist Clarice Gargard, die het rechtstreekse videoverslag erop zette, vond de commentaren zo ernstig dat ze aangifte deed.
De verdachten komen uit het hele land – van Woldendorp in Noordoost-Groningen tot Oude Tonge op Goeree-Overflakkee – en zijn van diverse leeftijden; van 22 tot 57 jaar. Alle te behandelen berichten hebben een racistische inhoud – herhaaldelijk onderstreept met de emoji van een aap. Een bericht ter voorbeeld: „Jammer dat ze de slavernij hebben afgeschaft, ik zou de zweep erover halen. Stelletje NSB’ers. kan daar geen vrachtwagen over heen rijden”.
Achttien van de verdachten staan terecht wegens opruiing: in hun commentaren riepen ze op om demonstranten te doden of te verminken. Daarnaast worden vier man vervolgd wegens groepsbelediging (beledigen van een groep personen wegens hun ras) – dezelfde grond waarop PVV-leider Geert Wilders onlangs door het Haagse hof werd veroordeeld. Twee verdachten worden berecht voor aanzetten tot haat, discriminatie of geweld. Eén wordt er verdacht van het persoonlijk beledigen van Gargard.
Meerdere dagen
Opmerkelijk aan dit proces is dat het meerdere dagen duurt, en dat 25 verdachten in serie worden berecht. Ook worden de zaken niet behandeld door de politierechter – die doorgaans dit soort kleine zaken doet – maar door de meervoudige kamer. De rechtbank houdt doorgaans zo’n ‘themaproces’ als het de samenleving iets duidelijk wil maken.
Dit proces lijkt sterk op dat van april 2017, ook voor de Amsterdamse rechtbank, tegen 22 mensen die het Amsterdamse raadslid Sylvana Simons (Bij1) hadden bedreigd en beledigd. Op één na werden zij veroordeeld tot taakstraffen en geldboetes.
Wie naar die zaak kijkt, ziet hoe het komende proces ongeveer zal verlopen. Veel verdachten zeiden dat ze hun berichten impulsief hadden gepost; ze hadden het niet zo kwaad bedoeld. De rechtbank constateerde toen dat veel mensen op sociale media veel makkelijker ‘over de schreef’ gaan dan in ‘het normale leven’. Maar dit geldt niet als excuus. De officier van justitie zei: „Wij hopen dat de straf een uitstraling heeft die ervoor zorgt dat in het maatschappelijke debat minder op de man of vrouw wordt gespeeld en dat dit debat fatsoenlijker wordt gevoerd.”
In deze zaak worden 25 verdachten vervolgd voor iets wat duizenden mensen deden. Is dat geen schending van het gelijkheidsbeginsel? De officier van justitie kan wijzen op het opportuniteitsbeginsel: het OM mag zelf bepalen wie het wel of niet vervolgt. Dat de verdachten nadeel ondervinden van de grootse aanpak van dit proces, vooral van alle media-aandacht, gold in het proces met Sylvana Simons overigens wel als grond voor strafvermindering.