Hoe toepasselijk (of is het inmiddels wat al te voor de hand liggend?) om het over de epidemieën uit voorbije eeuwen te hebben. We lezen De pest van Camus weer, Mensen en hun plagen van William H. Mc-Neill, en uiteraard Boccaccio’s Decamerone. Want iedereen begrijpt dat we het gevaar pas kunnen bedwingen als we het recht in de ogen durven kijken. Of beter nog: als we de ontregeling de baas worden en met het gevaar leren leven. Wie eenmaal een epidemie heeft meegemaakt, weet dat er ooit een volgende komt.
Gerrit Korthals Altes (1939-2020) legt in de inleiding bij zijn korte en rijk geïllustreerde studie De zwarte dood in Venetië niet uit wat hem tot het maken van dit boek heeft gebracht. Dat het de aanzwellende Covid-19-pandemie is geweest, is hoe dan ook uitgesloten: de auteur overleed vrij plotseling in de dagen dat Europa net op slot was gegaan, op 24 maart jl., naar verluidt niet aan het nieuwe virus. Hij zal nog net hebben meegekregen hoe zijn boek, dat op dat ogenblik al in productie was, onheilspellend actueel begon te worden.
De zwarte dood in Venetië beschrijft twee grote pestepidemieën, in 1575 en 1630, die het leven in de zelfbewuste maar ook al wat vermoeide handelsmetropool volkomen ontwrichtten. Er werd nog altijd gezocht naar de precieze oorzaak van de pest (die pas aan het einde van de negentiende eeuw werd gevonden). Daardoor deden er de wildste geruchten de ronde en werd er van alles uitgeprobeerd, zoals het doden van alle honden en katten, omdat ze er opeens van verdacht werden de ziekte door de stad te verspreiden. Hoe groter de onmacht hoe magischer de voorgestelde remedies.
Het geloof bleef, bij het uitblijven van medische doorbraken, het baken waar de bevolking en ook het stadsbestuur alle hoop op vestigden.
Wie de hogere machten om bijstand vraagt, mag niet krenterig en bekrompen zijn. De doge van Venetië deed, toen de epidemie van 1575 na ruim een jaar nog altijd voortwoedde en inmiddels een kwart van de bevolking het leven had gekost, de belofte een kerk te laten bouwen, wanneer de stad eindelijk van de pest bevrijd zou zijn. Dit werd de Redentore, een kerk gewijd aan de Verlosser, ontworpen door de beroemdste architect van de streek, Andrea Palladio.
Processie-cultus
Korthals Altes, die vooral bekend werd als zakelijk leider van Toneelgroep Amsterdam en na zijn pensionering kunstgeschiedenis ging studeren, beschrijft minutieus hoe deze kerk tot stand kwam en middelpunt werd van een jarenlang volgehouden processiecultus die nieuwe epidemieën in de kiem moest smoren.
Toch was het in 1630 weer zo ver, een heftige pestuitbraak, die nu wel dertig procent van de bevolking wegvaagde. En weer werd op het hoogtepunt van de sterfte besloten tot de bouw van een kerk, omdat het vergelijkbare besluit in 1576 zoveel ‘profijt’ had opgeleverd.
Dit werd opnieuw een beeldbepalende kerk, de Santa Maria della Salute, ontworpen door Baldassare Longhena. Nog groter en weelderiger dan de Redentore, alsof Venetië nu voor eens en voor altijd wilde afrekenen met de zwarte dood. De bouw vergde meer dan een halve eeuw, en zowaar, Venetië bleef verder gespaard van heel grote pestepidemieën.
In De zwarte dood in Venetië ligt de nadruk op de kunsthistorische context van beide kerken; hoe wanhoop en dankbaarheid uiteindelijk in blijvende gebouwen, met imposante beeldhouwwerken en schilderijen uitmondden, met grote namen als Titiaan en Tintoretto. Een offer aan de christelijke god dat uitpakt als een groots geschenk voor het nageslacht.
Het boek is soms wat schools, met beschrijvingen van timpanen, frontons en altaren, terwijl de prachtige illustraties daar een veel beter beeld van bieden.
Lichte huiver
De waarde van het verschijnen van deze studie juist deze zomer zit in de lichte huiver die je onwillekeurig bevangt als je leest hoe het stadsbestuur van Venetië, uit angst dat de economie zou instorten, in 1575 de epidemie eerst negeerde. Hoe het vervolgens probeerde medici de pest te laten ontkennen. Toen dat niet meer ging kwam er een run op alles wat maar als wondermiddel werd aangeprezen. Een Vlaamse koopman beschikte over een drankje bestaande uit azijn en urine dat hij met brood moest innemen. Het werd zijn dood. Op het hoogtepunt van de epidemie werden zelfs hospitaalschepen ingericht. Afstand houden, besmetting tegengaan. Iedereen zocht veiligheid voor het rondwarende gevaar. Hoe herkenbaar in 2020.