Elena Ferrante beheerste mijn dagen. Haar nieuwe roman, Het leugenachtige leven van volwassenen is net vertaald, ik kwam urenlang niet van mijn plaats, want ik las als een verslaafde zo gretig. De rest van de tijd ging op aan de tweede reeks van de tv-serie naar Ferrantes spectaculaire vierluik De geniale vriendin, over de verstrengelde levens van twee Napolitaanse vrouwen. Die vier romans zijn samen één dik boek. Wie denkt, ik lees deel drie en dan weet ik het wel, komt bedrogen uit, die snapt nog niets.
Ook voor de tv-serie gaat dat op. Reeks 1 heb ik verslonden, op reeks 2 heb ik lang moeten wachten, die is er nu en ik heb grote verwachtingen. Ik bekijk het eerste deel – maar dat is een onvoltooide ervaring. Een week wachten op de volgende aflevering? Nee toch? Dan maar een proefabonnement op NPO Start, zo kan ik alle acht de afleveringen achter elkaar bekijken.
De verfilming sleept nadrukkelijk níét mee. Terwijl dat wel voor de hand zou liggen, want melodrama all’Italiana, dat is lekker schilderachtig en zal kijkcijfers scoren. Maar dat cliché wordt nauwgezet vermeden.
En toch word ik betoverd, net als bij reeks 1. De personages die ik zo goed ken uit de boeken, krijgen gestalte van precies de juiste acteurs en actrices. En dan de moeder van hoofdpersoon Lenú. Die is béter dan in de romans. Daar is ze de hardvochtige vrouw die van de schrijfster geen centimeter ruimte krijgt voor gevoel, haar leven is er te zwaar voor. Ook in de verfilming is zij niet bij machte om haar kinderen liefde te geven. Maar ze is wel in staat om die liefde te voelen. Dat beschreef Ferrante dus niet, het is omdat actrice Annarita Vitolo, die haar speelt, dat suggereert. Haar interpretatie verdiept de tragiek van alle moeders in dit verhaal, en dat zijn er veel.
Inmiddels is er om mij heen al venijnig gereageerd op serie 2: vlak, saai, bordkarton. Tja, dat kun je zeggen. Maar wie afhaakt, doet zichzelf tekort, vandaar dat ik er even voor opkom.
Er is inderdaad veelal in decors gefilmd, daar wordt geen geheim van gemaakt: de buurt is een kijkdoos, niet voor niets, zo observeert en schrijft Ferrante, alsof ze veldwerk doet. En het werkt – je beseft hoe niemand hier vrij is. Iedereen ziet alles, er waait geen zoom op zonder consequenties.
Lila en Lenú, de vriendinnen in het hart van de roman, zijn nu 17. Hun gezichten staan op uitdrukkingsloos, ze zijn namelijk altijd op hun hoede. Maar halverwege de reeks, als Lenú in Pisa mag studeren, breekt een eerste lachje door. We zien haar opbloeien. Ze gaat terug naar Napels en haar gezicht slaat weer dicht. Dat is niet vlak. Dat is hartverscheurend.
(En wat een cliffhanger tot slot, in aanloop naar reeks 3! Zelf kijken. Ik zeg niks.)