Het personage van Carmen uit Bizets gelijknamige opera was mezzosopraan Cora Canne Meijer op het lijf geschreven, leek het. Toen schrijver Maarten ’t Hart haar in zijn jeugd de rol op televisie zag zingen, werd hij meteen verliefd op de zangeres. „Carmen is niet alleen wellustig en sexy, maar ook een geëmancipeerde vrouw”, zei Canne Meijer in een VPRO-interview. „Haar vrijgevochten karakter spreekt mij aan, dat heb ik namelijk ook, en net als Carmen wil ik doorgaan tot het eind.”
Ze bedreef „zangkunst van een hoge orde”, schreef het Algemeen Handelsblad half oktober 1962, in een recensie over Rossini’s L’Italiana in Algeri. „Alleen al ter wille van haar moet u de voorstelling gaan horen. Canne Meijer koketteert niet met haar virtuositeit, maar verbergt deze achter een nobele eenvoud in de expressie.”
De mezzo werd in augustus 1929 geboren in Amsterdam, als dochter van een kantoorklerk. Als kind ging haar liefde uit naar het toneel, totdat ze de liederen van Schubert ontdekte. In 1950 debuteerde Canne Meijer bij de Nederlandse Opera Stichting, maar dreigde ze vast te lopen in kleine rollen.
Om hier te schitteren, moest ze eerst naar het buitenland. Pas daar - in Zürich - kreeg ze de kans in de huid te kruipen van de grote operaheldinnen, en dan vooral de zo door haar begeerde Carmen. Begin jaren zeventig keerde ze als een grand dame terug naar haar eigen Amsterdam.
Lees ook: Vijftig jaar zingenHaar operaloopbaan omspande bijna een halve eeuw. Puccini’s Gianni Schicchi was in het voorjaar van 1999 de laatste opera waarin ze zong. De mezzo groeide aan het Sweelinck Conservatorium van Amsterdam ook uit tot een belangrijke pedagoog, die tal van talenten onder haar hoede nam. Tenor Albert Bonnema herinnerde zich haar in het Radio4-programma Podium als gedreven docente. Haar manier van lesgeven verried haar oorspronkelijke liefde voor het acteren. „Ze maakte onderscheid tussen twee soorten zangers: zij die zingen vanuit de muziek, en zij die zingen vanuit het woord. Zij behoorde zelf tot die laatste groep.”