Tweeënhalve kilo bosaardbeitjes per dag. Dat was, volgens de Zweedse botanicus Carl von Linné – beter bekend als Linnaeus – de ideale remedie tegen jicht. In 1750, toen hij zich op zijn 43ste „dicht bij de dood voelde” door zijn gewrichtsklachten, werd hem een schaal met net geplukte aardbeitjes aangereikt. „Hij viel in slaap, en toen hij wakker werd, vroeg hij om meer en at ongeveer een kom vol, viel weer in slaap”, schrijft historicus Gunnar Broberg in de net verschenen biografie Carl Linnaeus. „De volgende zomer kwam de aandoening terug, die op dezelfde manier werd genezen. [...] Velen volgden Linnaeus in het gebruik van wilde aardbeien, waardoor de prijs ten minste verzesvoudigde.”
In Zweden stonden bosaardbeien bekend als smultron – ‘smulbolletjes’. Maar het was Linnaeus die de soort van een wetenschappelijke naam voorzag: Fragaria vesca. Hij was degene die de binominale nomenclatuur invoerde, de wetenschappelijke naamgeving van planten en dieren, waarbij het eerste woord de geslachtsnaam aangeeft en het tweede de soortnaam.
In 2014 is hij verkozen tot meest invloedrijk persoon op Wikipedia
Broberg, aan de telefoon vanuit zijn woonplaats Lund: „In 2014 is hij verkozen tot meest invloedrijk persoon op Wikipedia. Dat komt doordat er achter elke soortnaam die hij bedacht heeft een letter L. staat, als initiaal.”
Gedurende zijn leven schreef Linnaeus (1707-1778) meer dan 70 boeken, waarvan Species plantarum en Systema naturae de bekendste zijn. In het eerste boek deelt hij plantensoorten in aan de hand van een seksueel systeem (met daarin onder andere de ‘dodecandria’, twaalf mannen met één vrouw in het huwelijksbed, ofwel: twaalf meeldraden en één stamper). In het tweede boek onderscheidt hij de natuur in het dierenrijk, het plantenrijk en het mineralenrijk.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data61077710-45bf33.jpg|https://images.nrc.nl/29H94BUjQBR6NWGkHtY3Kj4e2uc=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data61077710-45bf33.jpg|https://images.nrc.nl/KyMprt-Jeux4iq99PYo9XiCyIx4=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data61077710-45bf33.jpg)
Linnaeus schreef vaak over zichzelf in de derde persoon. Zo is in Brobergs boek ook een citaat opgenomen waarin de botanicus zichzelf schetst: „Eenvoudig, haastig, liep snel, deed alle dingen prompt. Tolereerde geen laatkomers; was snel aangedaan, gevoelig, werkte continu; kon zich niet sparen. Hij at graag goed eten, dronk goede dranken, maar was daarin nooit onmatig. Hij gaf weinig om de buitenkant, vond dat de man de kleren maakte, niet andersom.” Hij was niet zuinig met complimenten over zichzelf: „Niemand heeft in de natuur meer waarnemingen gedaan. Niemand heeft zo’n goed begrip van alle drie de natuurrijken. Niemand is groter geweest als botanicus of zoöloog.”
Een kleine man, 1,53 meter lang, met een groot ego. Of doet die omschrijving hem tekort?
„Er zijn inderdaad mensen die hem narcistisch vinden. Maar Linnaeus had ook een onbaatzuchtige kant. Hij was opgegroeid in een arm gezin, en was altijd bereid aalmoezen te geven. Zelf zie ik hem vooral als bevlogen, toegewijde wetenschapper. Iemand die gerust midden in de nacht in zijn kamerjas naar buiten ging om slapende planten te bestuderen. Hij hield van de natuur. Als jongen leerde hij al plantennamen van buiten en onderhield hij een miniatuurtuin. En toen hij op zijn elfde na een maandenlang ziekbed voor het eerst de tuin in kwam, waande hij zich in het Paradijs.
Wat Linnaeus tot zo’n goede botanicus maakte, was zijn scherpe oog voor detail
„Wat Linnaeus naast zijn enthousiasme tot zo’n goede botanicus maakte, was zijn scherpe oog voor detail. Tijdens meerdere reizen door Zweden maakte hij nauwkeurige observaties. Daarin doet hij denken aan de achttiende-eeuwse ontdekkingsreiziger Alexander von Humboldt. Beide mannen waren trouwens ook extreem praatgraag. Dat was voor toehoorders soms wat vermoeiend.”
Hoe besloot hij welke naam een plant of dier kreeg?
„Dat verschilde per soort. Soms was er een geografische verwijzing, soms een politieke. Een soort noemde hij expliciet naar zichzelf: het Linnaeusklokje Linnaea borealis. In zijn eigen woorden: „Deze Lapse plant groeit laag, wordt veracht, bloeit kort en lijkt op Linnaeus.”
Maar vaak ook putte hij uit de mythologie. Zo zag hij in Lapland voor het eerst de lavendelheide, die hem deed denken aan de Griekse maagd Andromeda. Hij schrijft: „Ik betwijfel of een schilder er ooit in zou slagen deze pracht weer te geven als hij een meisje schildert en haar wangen met zo’n schoonheid tooit. [...] Voortdurend is zij omgeven door giftige draken en dieren, dat wil zeggen lelijke padden en kikkers.” De plant kreeg de naam Andromeda polifolia.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data61077714-a887ef.jpg|https://images.nrc.nl/RSq4bGR5TPJJi_HT9Ugz6YbUhKg=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data61077714-a887ef.jpg|https://images.nrc.nl/xmfUhXhwskrb-bGNHgjhffbouLs=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data61077714-a887ef.jpg)
„En dan is er nog de banaan, de Musa paradisiaca. Die zou de eigenlijke boom van kennis uit het Paradijs zijn geweest – mede omdat de schil na het pellen een kruis vormt. In Zweden wist hij zelfs een bananenplant vrucht te laten zetten. De enigszins onrijpe oogst bood hij aan de koningin aan.”
Wat deed Linnaeus in Nederland?
„Hij ging naar Harderwijk om te promoveren, dat kon in die tijd heel snel. Er bestond zelfs een rijmpje: Harderwijk is een stadje van negotie / Men koopt er bokking en bullen van promotie. Linnaeus schreef een proefschrift over malaria – maar dat was slechts één van de 186 proefschriften die hij in zijn leven publiceerde. In die tijd was zo’n dissertatie vooral een wetenschappelijke verhandeling over één onderwerp: over de bosaardbei, de lintworm, de banaan, noem maar op. Hij schreef veel, maar niet grammaticaal foutloos: zijn Latijn werd omschreven als potjeslatijn.
Linnaeus beschouwde zichzelf als Boerhaaves opvolger
„Na zijn promotie, op 23 juni 1735, reisde Linnaeus door naar Leiden om de beroemde arts en botanicus Herman Boerhaave te ontmoeten. Linnaeus beschouwde zichzelf als Boerhaaves opvolger, maar naar verluidt moest die niet veel van hem hebben. Wel introduceerde Boerhaave Linnaeus bij George Clifford: hij werd er tuinopzichter op het landgoed de Hartekamp in Heemstede, waar in de tropische kas een bananenplant stond.”
Linnaeus gaf ook de mens zijn wetenschappelijke naam: Homo sapiens, de wijze mens.
„Met de nadruk op wijs in plaats van verstandig. Met verstand word je geboren, maar wijsheid verwerf je, zo redeneerde hij. Voor mensen zonder wetenschappelijke achtergrond of affiniteit had hij een andere naam in gedachten: Homo ferus, de wilde mens.
„Linnaeus was trouwens buitengewoon geïnteresseerd in de overeenkomsten tussen apen en mensen. Hij zocht steeds naar gelijkenissen en schreef een proefschrift over Simia sapiens – ‘de wijze primaat’, al wordt Simia nu niet langer als geslachtsnaam gebruikt.
„Echte ophef gaf dat niet. Aanstootgevender vond men het dat de mens was ingedeeld in de klasse van de Mammalia, de zoogdieren. Linnaeus zou een borstfixatie hebben: waarom, zo was de redenering, zou hij anders verwijzen naar de Latijnse naam voor borsten?”
Zweedse 100-kronenbiljetten met de beeltenis van Linnaeus zijn sinds 2005 niet meer geldig. En het taxonomische systeem ondergaat revisie op basis van dna-onderzoek. Raakt Linnaeus uit de gratie?
„Dat is niet te hopen. Juist in een tijd waarin de biodiversiteit onder druk staat, is het van belang om onze natuurlijke historie te kennen. We hoeven Linnaeus niet te behandelen als heilige, maar de waarde van zijn werk staat buiten kijf. Hij gaf ons namen, en daarmee gaf hij ons het gereedschap om de natuur te ordenen.”