Jeroen van Berkel: eigenlijk altijd barman gebleven

De laatste bladzijde In deze rubriek elk weekeinde een necrologie van iemand die recent is overleden. Stadsdeelbestuurder Jeroen van Berkel (1969-2020) vond inspraakavonden het leukste wat er was.

Jeroen van Berkel als stadsdeelbestuurder.
Jeroen van Berkel als stadsdeelbestuurder. Foto Luka Burger

De bewoners van de Hasebroekstraat in Amsterdam-West hadden een gezellig buurtfeest op poten gezet. Aanleiding was de zojuist voltooide herinrichting van de straat. De zon scheen, er waren ballonnen, hapjes en een opblaasbaar springkussen voor de kinderen. Er was alleen één probleem: ze kregen de barbecue niet aan de praat.

„Laat mij maar even!” Daar was Jeroen van Berkel, de bestuurder van het stadsdeel. Hij legde zijn speech aan de kant en nam plaats achter de barbecue. „Zeker twintig minuten is-ie bezig geweest”, vertelt zijn collega-bestuurder Fenna Ulichki. „Zwoegend, zwetend en vloekend. Op een gegeven moment had hij het voor elkaar en riep hij heel hard: ‘Jongens, het vlees kan erop!’”

Jeroen van Berkel, die op 17 augustus plotseling op 50-jarige leeftijd overleed, was een bestuurder zoals je er niet veel hebt: extreem benaderbaar en wars van iedere vorm van gewichtigdoenerij. In Amsterdam-West, waar hij namens de PvdA het groen, de reiniging en de openbare ruimte beheerde, kende iedereen hem – en hij kende iedereen. Geen bewonersbijeenkomst, klankbordgroep of straatfeest liet hij aan zich voorbij gaan. Inspraakavonden – voor de meeste bestuurders een verplicht nummertje – vond hij „het leukste wat er was”, zegt Ulichki.

Van Berkel geloofde in bewonersparticipatie en democratisering. Beleidsstukken vond hij een noodzakelijk kwaad, het belangrijkste was dat je overal en altijd ging kijken – en iedereen te woord stond. Hij liet de inwoners meebeslissen over welke buurtinitiatieven subsidie zouden krijgen en welke niet.

De politieke carriere van Van Berkel (Roelofarendsveen, 1969) begon ruim twintig jaar geleden in café Tomeloos aan de Overtoom, waar hij na een lange en niet bijster succesvolle studie politicologie werkte als barman. De huidige Tweede Kamervoorzitter Khadija Arib behoorde daar, samen met Fenna Ulichki, tot de stamgasten. Toen Arib in 1998 op de PvdA-lijst kwam, vroeg ze Van Berkel als fractiemedewerker. „Hij had politiek gevoel en ik voelde me bij hem op m’n gemak. De rest komt vanzelf wel, dacht ik.”

Zijn meest vormende politieke jaren beleefde Van Berkel vanaf 2002 op het Amsterdamse stadhuis. Tussen de twee sterke mannen van het toenmalige college van B&W, Rob Oudkerk (PvdA) en Geert Dales (VVD), knetterde het voortdurend. Maar Van Berkel, die als politiek assistent voor beide wethouders werkte, wist van allebei het vertrouwen te winnen. „Geen idee hoe hij dat voor elkaar kreeg”, zegt Oudkerk, „maar het ging hem volkomen natuurlijk af.”

Aan hiërarchie en procedures had Van Berkel een hekel. PvdA-leider Lodewijk Asscher, tussen 2006 en 2012 wethouder in Amsterdam, herinnert zich hoe Van Berkel ooit de wekelijkse collegevergadering kwam binnenstormen. „Dat is toch het heilige van het heilige, met bodes die de deur bewaken, maar Jeroen liep gewoon door.” De aanleiding: het college stond op het punt om de leges op pleziervaartuigen te verhogen. „Hij was daar faliekant tegen, verkondigde hij. Wisten we dan niet dat een bootje vaak het enige verzetje was voor minder kapitaalkrachtige Amsterdammers?” De legesverhoging ging van tafel.

Vijfde versnelling

Na Oudkerks vertrek werkte Van Berkel voor de PvdA’ers Ahmed Aboutaleb en Jet Bussemaker, in Amsterdam en in Den Haag, alvorens in 2014 zelf bestuurder te worden. Zijn toewijding aan de inwoners van stadsdeel West grensde soms aan het absurde. „Een paar jaar geleden moest er flink bezuinigd worden op de huishoudelijke hulp”, vertelt Nicolette Besemer van Onbeperkt West, een orgaan dat het stadsdeel adviseert over toegankelijkheid voor gehandicapten. „Ik zei: Jeroen, dit betekent dat alles eigenlijk aankomt op onze buren en vrienden, en ikzelf vind dat heel moeilijk om te vragen. ‘Waar heb je hulp bij nodig?’ vroeg hij. ‘Bij het opruimen van mijn berghok’, zei ik. De volgende dag belde zijn secretaresse om een afspraak te maken. Samen hebben hij en ik het hele berghok uitgemest.”

Jeroen van Berkel in 2016 met de Albanese premier Edi Rama, in Tirana.

Van Berkel leefde in de vijfde versnelling. Hij hield van harde grappen en dreef graag de spot met zichzelf. In 2016 maakte hij met een groepje vrienden, onder wie de auteur van dit stuk, een reisje naar Tirana. Daar bleek een congres aan de gang te zijn van de regerende socialistische partij. Toen premier Edi Rama de trappen van het congrescentrum kwam afgewandeld, grapten zijn vrienden: „Erop af, Jeroen, jij bent belangrijk.” Van Berkel rende achter de premier aan: „I’m from the Dutch delegation, can we take a picture?” Een ietwat overrompelde Rama knikte naar zijn beveiligers en liet zich fotograferen. De foto hing sindsdien bij Van Berkel thuis aan de muur, schaterend liet hij hem aan zijn gasten zien.

„Eigenlijk is Jeroen altijd barman gebleven”, zegt Fenna Ulichki. „Als bestuurder gebruikte hij dezelfde vaardigheden. Gastvrij zijn, overzicht houden, zorgen dat de sfeer goed blijft, moeilijke mensen met zachte hand naar buiten begeleiden. En hij onthield van iedereen de verjaardag.”

Correctie (28 augustus 2020): In een eerdere versie van dit artikel stond in het onderschrift bij de tweede foto dat die gemaakt was in 2006. Het bezoek aan Tirana vond plaats in 2016. Dit is gecorrigeerd en in de tekst verduidelijkt.