Ook bij Yoshiro Ueno blijven de klanten weg

Coronacrisis in Japan Het midden- en kleinbedrijf is de ruggengraat van de Japanse economie. Dankzij overheidssteun bleef het aantal faillissementen beperkt, maar familiebedrijven maken zich zorgen om de toekomst.

Kazuhito Wakamatsu, eigenaar van een Italiaans restaurant in Tokio.
Kazuhito Wakamatsu, eigenaar van een Italiaans restaurant in Tokio. Foto Hiroki Taniguchi

‘Irasshaimase!”, ‘welkom’, roept de 77-jarige schoenenverkoper Yoshiro Ueno naar een groep jonge vrouwen die gekleed in yukata zijn winkel in de toeristische wijk Asakusa passeren. Hoezeer hij ook zijn best doet de aandacht te trekken van voorbijgangers in Tokio – hij zingt, klapt, danst en draagt een opvallende strik en zonnebril – het mag niet baten.

„We zijn de helft van onze klanten kwijt”, treurt Ueno. Dat komt niet alleen door de aanhoudende hittegolf die de hoofdstad al weken in zijn greep houdt. „Door het inreisverbod hebben we ook minder buitenlandse klanten. Maar ook Japanners blijven weg.”

Japan wist het coronavirus relatief goed in te dammen: tot nu toe zijn er 1.144 doden gemeld op een bevolking van ruim 126 miljoen. De noodtoestand die de nationale regering begin april uitriep en tot eind mei duurde, was feitelijk geen lockdown, maar toch gaven inwoners van hoofdstad Tokio massaal gehoor aan het vrijblijvende verzoek van de gouverneur van die stad om hun huis niet te verlaten.

Er werd in die maanden nauwelijks geconsumeerd, terwijl Japan voor de helft van zijn bbp afhankelijk is van binnenlandse consumptie. Dat verklaart de recordkrimp van het bbp met 7,8 procent in het tweede kwartaal ten opzichte van het voorgaande kwartaal, oftewel (bij extrapolatie) 28 procent op jaarbasis. Zonder het ongekende steunpakket – in mei pompte premier Shinzo Abe maar liefst 1800 miljard euro (40 procent van het bbp) in de economie – was die krimp waarschijnlijk nog veel hoger uitgevallen. De bedoeling was vooral het mkb overeind houden. Met zo’n 3,5 miljoen kleine ondernemingen, wat neerkomt op 90 procent van alle bedrijven, is het mkb de ruggengraat van de Japanse economie.

Schoenenverkoper Ueno ziet het somber in voor zijn winkel. Maakte hij vóór corona nog zo’n 500.000 yen (4.000 euro) winst, na corona was dat nog maar 200.000 yen (1.500 euro). De meest in het oog springende steunmaatregel voor mensen als Ueno was de eenmalige kapitaalinjectie van 2 miljoen yen (15.000 euro). Alleen bedrijven die minder dan 1 miljard yen aan kapitaal hadden én die meer dan de helft van hun inkomsten zagen verdampen door de crisis, maakten daar aanspraak op. Ueno kwam dus in aanmerking, maar hij besloot er toch van af te zien. „Ik was te druk met werk en bovendien vond ik de procedure te ingewikkeld, ik moest allerlei documenten opsturen.” In de afgelopen maanden klaagden meer ondernemers over de gecompliceerde aanvraagprocedure.

Zeewier voor rijstballlen

Een kilometer verderop, in het minder toeristische gedeelte van Asakusa, staat de zeewierwinkel van Shoichiro Numata (43). Hij slaakt een diepe zucht als hij de winkel in loopt. Het is rond lunchtijd en het kwik is gestegen naar 35 graden, met een ondraaglijk hoge luchtvochtigheid van 80 procent.

Numata verkoopt gedroogd zeewier, dat onder meer wordt gebruikt voor onigiri, rijstballen. De winkels in zijn straat besloten gezamenlijk hun deuren te sluiten tijdens de noodtoestand. Hij verkocht in april 50 procent minder zeewier. „Maar sommige winkels uit de buurt hadden het zwaarder, gingen failliet”, zegt hij beteuterd. Numata had het geluk zijn product online te kunnen verkopen, dat deed hij voor de pandemie ook al. Mede dankzij die online verkoop zit hij inmiddels weer op 80 procent van zijn oude omzet.

Yoshiro Ueno, eigenaar van schoenenwinkel in Tokio. foto Hiroki Taniguchi

Hij vond het niet terecht als hij 2 miljoen overheidssteun zou opstrijken, hoewel hij daar in april wel recht op had. „Hotels en restaurants hadden grotere problemen, die hadden het geld harder nodig dan wij”, zegt Numata. Hij leende wel geld van de bank. Banken kregen geld van de overheid waarmee zij zeer gunstige leningen konden verstrekken aan het mkb.

Met het geld wil Numata nieuwe initiatieven starten om zijn eigen bedrijf, maar ook andere noodlijdende bedrijven in zijn shoutengai, de winkelstraat, erbovenop te helpen. Hij denkt dat winkeliers de handen ineen moeten slaan om de crisis te overleven. Hij ging al een samenwerking aan met een onigiri-zaak en pastarestaurant. De onigiri-zaak draaide nul yen omzet tijdens de noodtoestand, maar sinds zijn onigiri op de website van Numata staan, verkoopt hij weer als vanouds.

‘Nieuwe steunronde nodig’

Tak Nishimura, ceo van online cadeauwinkel Sow Experience, denkt dat ondernemingen als de zijne, met zo’n honderd medewerkers, weinig hebben aan een eenmalige financiële injectie van 15.000 euro. „Wil je bedrijven echt helpen, dan heb je een tweede en misschien zelfs een derde steunronde nodig.”

Je zou denken dat juist een onlinewinkel een crisis kan overleven, maar Sow Experience is gespecialiseerd in het cadeau doen van ervaringen, bijvoorbeeld een uitje op een cruiseschip of een dansles. „In april en mei draaiden we nog maar 30 tot 40 procent van onze normale omzet, in juni was dat alweer 60 procent, maar nadat er recentelijk meer besmettingen zijn ontdekt in Tokio is de omzet momenteel rond de 50 procent.”

Gelukkig had het bedrijf een buffer waarmee het salarissen kon blijven uitbetalen. Hij maakte gebruik van een werktijdverkortingsregeling. Voor de noodtoestand was het maximum van die regeling 8.330 yen (60 euro) per werknemer per dag, maar dat is inmiddels verdubbeld naar 15.000 yen (120 euro). Toch gebruikte hij de regeling voor maar zes medewerkers, aangezien hij iedereen nodig denkt te hebben om het bedrijf klaar te stomen voor nieuwe tijden. „Veel zal nu online gebeuren, bij mensen thuis. Daar moeten we op inspelen.”

Shoichiro Numata’s moeder helpt in zijn winkel voor zeewier. Foto Hiroki Taniguchi

Rond twee uur ’s middags zoekt de 52-jarige Kazuhito Wakamatsu verkoeling onder de airco in zijn kleine Italiaanse restaurant. De lunch heeft hij zojuist gehad, maar hij moet meteen door, over een paar uur komen nieuwe gasten voor het avondeten. Met een pollepel voegt hij wat groenten toe aan de aardappelpuree, op de achtergrond pruttelt een pan met tomatensaus. „Ik werk alleen met mijn vrouw, we hebben geen mensen in dienst, dat scheelt.” Hij bleef tijdens de noodtoestand open en deed take-outs, anders had hij de noodtoestand niet overleefd.

Restaurants worden veruit het hardst getroffen in deze crisis: in totaal waren er 398 faillissementen tussen januari en juni dit jaar. Omdat de gouverneur van Tokio bang was dat inwoners tijdens en vlak na de noodtoestand alsnog uit eten zouden gaan, betaalde het eenmalig 500.000 yen (4.000 euro) aan horecazaken die de deuren sloten. 127.000 bedrijven maakten gebruik van dat aanbod.

Wakamatsu bleef open, maar kreeg wel 1 miljoen yen steun van de nationale overheid. Is dat genoeg om de zomer door te komen? „Ik denk niet aan de lange termijn, enkel aan de korte.” Als hij naar het nieuws kijkt, maakt hij zich wel zorgen. „Het aantal besmettingen neemt toe, welke impact zal dat hebben op mijn zaak?”, klinkt het onzeker. In Tokio schommelde het aantal besmettingen de laatste weken rond de 200 per dag en hoewel dat aantal hoger is dan eerder dit jaar, kan die stijging te maken hebben met de toename van het aantal tests.

Het toeval wil, zegt Wakamatsu, dat 40 procent van zijn clientèle bestaat uit medewerkers van een nabijgelegen ziekenhuis. „Artsen komen hier vaak voor zakelijke afspraken.” Zo blijft hij op de hoogte van de laatste corona-ontwikkelingen. Er kleven ook nadelen aan, zegt hij er gelijk achteraan. „Die zijn natuurlijk extra alert op wat er nu allemaal gebeurt, ze voelen zich verantwoordelijk voor personeel en annuleren sneller dan andere gasten als het aantal besmettingen toeneemt.”