Terwijl in de Europese voetbalfinales kuiten met scheenbeschermers werden geteisterd door slidings, mochten de spelers van Ajax met afgezakte kousen lummelen tijdens een weekje trainingskamp. In Oostenrijk zaten drie Ajaxspelers op een fiets, onderweg van hun hotel naar het trainingscomplex. Quincy Promes ging met gekromde rug voorop, in zijn wiel zat Zakaria Labyad die keek naar de chalets in het groene landschap. Nummer drie Noussair Mazraoui reed met losse handen over de asfaltweg en tikte ondertussen met twee vrije duimen iets in zijn mobieltje.
Vlak achter het drietal fietste Winston Bogarde. De assistent-trainer had zijn voetbalschoenen aan het stuur gehangen. Ieder moment verwachtte ik een striemend fluitje of een schreeuw om Mazraoui te corrigeren. Maar ach, waarom streng zijn? Het zonnetje scheen over de groene weides en het eerste competitieduel met Sparta was nog ver weg.
Het kwartet fietsers rolde in een sloom tempo door.
De onrust bij Ajax zou kunnen komen van transfergeruchten in deze zomerperiode. Veel spelers van Ajax worden door buitenlandse clubs bekeken. Achter de schermen goochelen zaakwaarnemers met miljoenen en contracten, maar een konijn uit de hoge hoed blijft uit.
Maar het is rustig rond Ajax, bijna té rustig. Begeerde spelers deden in Oostenrijk wat ze altijd deden; Nicolás Tagliafico stond nog steeds stevig te dekken, Donny van de Beek deed met zijn opgetrokken schouders een sprintje en André Onana plukte voorzetten uit de lucht.
Al kletsend dribbelde de spelersgroep over het veld. Zo aanstonds zouden ze weer flink afgeknepen gaan worden.
Het lummelen hield een keer op. Enigszins op een afstandje stond trainer Erik ten Hag naar zijn spelers te kijken. De mogelijke opstellingen gingen door het hoofd. Hij hield zijn linkerhand langdurig onder zijn kin; de trainer in de rol van De Denker.
Op een paar meter van Ten Hags voeten lag een bal. Niets bijzonders, op een trainingscomplex liggen altijd verdwaalde ballen. Huisde er in de Ajax-coach nog een jongetje dat bij het zien van een bal de onbedwingbare behoefte voelde om er hard tegenaan te trappen? Zat er nog iets van de drift in het lijf dat hem als voetballer ooit typeerde?
Ten Hag liet zijn hand van zijn kin glijden en ging in wandelpas op de bal af. Ik zag benen met weinig spiermassa onder het rode voetbalbroekje vandaan komen. Hij kwam bij de bal aan. Wat had hij in gedachten: een lange pass uit stand, een wreeftrap richting de cornervlag of een schuiver met binnenkant voet?
Zijn rechterschoen landde naast de bal. Het linker onderbeen zwaaide naar achteren – het leek wel vertraagd – en schoot vervolgens tegen de bal die maar een paar meter wegrolde.
Ten Hag hield zijn been nog even in de lucht en liet de voet langzaam op het gras zakken. Veel lummeliger was een bal in deze zomer niet weggetrapt.