Opinie

Bestuurders maken alles tot crisis

Communicatie Door ontkerkelijking en individualisering zijn politici genoodzaakt om legitimiteit te ontlenen aan het hier en nu. Daarom is het altijd ‘crisis’, zeggen en

We lijken in een permanente staat van crisis te verkeren. De afgelopen jaren werden beheerst door de financiële crisis, stikstofcrisis, klimaatcrisis en coronacrisis. Staat de wereld echt permanent in brand of is er iets anders aan de hand? En waar komt precies de noodzaak vandaan om sociale problemen als crisis op te vatten?

Het woord ‘crisis’ heeft in ons dagelijkse spraakgebruik een problematiserende lading. Zit iemand in een persoonlijkheidscrisis of bevinden de buren zich in een relatiecrisis, dan is er meestal sprake van een tamelijk enerverende situatie. De term is etymologisch echter meer neutraal van aard. Het komt voort uit het Griekse werkwoord krinomai, met de betekenissen scheiden, onderscheiden en oordelen. Zo bezien is het woord crisis eerder een werkwoord waarbij een beslissend of urgent aspect in de sociale werkelijkheid wordt aangeduid. En dat is precies wat het talige aspect aan het woord crisis in de hedendaagse context doet: urgentie verlenen. Plak ergens het woord ‘crisis’ achter en je hebt de aandacht.

Urgentie

En daarmee wordt het gebruik van het woord crisis juist in een politiek-bestuurlijke context erg aantrekkelijk. Want de crisismetafoor verleent urgentie. Urgentie (‘nu!’), zorgt voor legitimatie van handelen en maakt interventies noodzakelijk. Het zorgt voor handelingsmandaat, daadkracht en een window of opportunity om aandacht te genereren. Zodoende is het verleidelijk om ieder willekeurig kwestie te voorzien van de crisismetafoor.

Dat is ook af te lezen uit onderzoek, dat een crisisexplosie laat zien. Want als men kijkt naar het gebruik van het woord ‘crisis’ in parlementaire documenten tussen 1885 tot 2020 dan valt op dat het woord in de laatste 15 jaar bijna twee keer meer gebruikt is (24.474 keer) dan de optelsom van alle (!) 120 jaren ervoor (12.957 keer). De crisismetafoor is populair.

Zingeving

De opkomst en populariteit van de crisis-metafoor kunnen we niet los zien van maatschappelijke ontwikkelingen van ontzuiling, ontkerkelijking en individualisering van zingeving. Tot lang na de Tweede Wereldoorlog was het voor bestuurlijke autoriteiten nog mogelijk om met een beroep op verzuilde waarden vanuit het geloof burgers te mobiliseren, te matigen of te beïnvloeden. Dat is sedert de jaren zeventig en tachtig minder eenvoudig.

Lees ook: De crisis komt in fases: wat we kunnen leren van eerdere rampen

Het is niet langer evident om burgers op een gemeenschappelijk verleden of heilzame toekomst aan te spreken om burgers in een bepaalde richting te krijgen. Bestuurders spreken dus niet langer uit een gedeeld verleden (traditie, geloof of ideologie) om legitimiteit te verlenen aan hun uitspraken of handelen. Politici en bestuurders zijn inmiddels genoodzaakt om die legitimiteit te ontlenen aan het hier en nu. En zodoende dus: ‘Crisis!’

Allesbehalve onschuldig

De crisismetafoor komt bestuurders en politici daarom maar wat van pas. Want hoe zijn mondige en geïndividualiseerde burgers nog te bewegen richting een beoogd beleidsdoel? Door urgentie en noodzakelijkheid te putten uit een problematische situatie die direct – in het hier en nu – vraagt om actie. ‘Crisis’ is een bewuste politiek-strategische retoriek om het legitimiteitsprobleem van bestuurders te bezweren. Het is een permanente aanspraak op de onmiddellijkheid.

De crisismetafoor is een politieke strategie van het schetsen van een werkelijkheid die zo urgent is dat er opgetreden moét worden.

Daarmee is het gebruik van de crisismetafoor allesbehalve een onschuldige aangelegenheid. Integendeel. Het is een politieke strategie van het schetsen van de werkelijkheid op een manier die zo urgent is dat er opgetreden móét worden.

„Soeverein is degene die over de uitzonderingstoestand beslist”, zo wist de controversiële Duitse jurist Carl Schmitt al. En met de alomtegenwoordigheid van de ‘crisis’ als stijlfiguur regeert de uitzonderingstoestand. Maar wanneer er sprake is van een permanente uitzonderingstoestand, gaat dat democratisch gezien altijd gepaard met de inperking van fundamentele burgerlijke vrijheden en rechten. Dat zien we ook tijdens de corona pandemie.

Bovendien weten we uit historisch onderzoek dat zodra een uitzonderings- of noodtoestand in werking treedt, die nieuwe norm altijd een meer permanent karakter krijgt dan abusievelijk de bedoeling was.

Juist de constructie van een probleem als ‘crisis’ stelt bestuurders in staat om de uitzonderingstoestand soeverein te handhaven en de uitzondering met de regel te laten samenvallen, waardoor allerlei tijdelijke wet- en regelgeving lang kan blijven voortbestaan „uit angst voor herhaling’ en preventief want ‘ter voorkoming van’.

Zodoende dienen we rekenschap te geven van het denken in termen van crisis. Want dat is allesbehalve een neutrale of onschuldige metafoor. Crisisdenken is alomtegenwoordig en heeft behoorlijke consequenties voor onze burgerlijke rechten en vrijheden. Ook wanneer deze crisis weer is opgevolgd door de volgende.

Reageren

Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement. Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.