Recensie

Recensie Theater

Een Vliegende Hollander die schuimig alle kanten op vlokt

Muziektheater In de voorstelling ‘Vliegende Hollander’ kaart Holland Opera eigentijdse thema’s aan. Maar zwaar is de voorstelling, die via neobarok en horlepiep naar rock en eigentijds voert, allerminst.

De nieuwe voorstelling ‘Vliegende Hollander’ van Holland Opera.
De nieuwe voorstelling ‘Vliegende Hollander’ van Holland Opera. BEN VAN DUIN

God als moederlijke vrouw – dat is geen nieuw idee. Maar een vrouwelijke God die Rutger Bregman citeert? „De mens deugt”, zingt God (witte galajurk) in de nieuwe opera Vliegende Hollander. „Welnee”, pareert de duivel (sik, wapperjas). Inzet van hun weddenschap wordt een zeeman, die alleen door trouwe liefde kan worden verlost van het eeuwig dolen over zee.

Ziedaar: een snufje van de bekende Vliegende-Hollander-sage, een beetje Faust en de Bijbelse Job en her en der een verwijzing naar (o.a.) Wagner. Maar Vliegende Hollander is vooral herkenbaar als nieuwe voorstelling van Holland Opera, het in de Amersfoortse Veerensmederij (een tot theater verbouwde wagenwerkplaats uit 1904) gevestigde gezelschap dat al 25 jaar met succes laagdrempelige, actuele (jeugd)operavoorstellingen brengt. Holland Opera maakt instap-opera van nu, als je er een etiket voor zou moeten verzinnen. En daarmee drong het gezelschap dit jaar ook door tot de basisinfrastructuur van Rijkscultuursubsidie (2021-2024).

Lees ook: Opera Zwanenmeer voor kinderen blijkt een voltreffer

Holland Opera zag, zoals elk gezelschap, de geplande zomerprogrammering verdampen. Er werd ongewoon snel geschakeld en zo maakte de grootschalige locatievoorstelling Divorce of Figaro – over vluchtelingen, vrij naar Mozart en Von Horváth – plaats voor deze kleine, in coronatijd gecreëerde productie op de thuisbasis.

Neobarok tot rock

Ook in Vliegende Hollander kaart Holland Opera eigentijdse thema’s aan: de leegte van de Instagram-cultuur bij voorbeeld en – vooral in de titel – globalisering. Maar zwaar is de voorstelling allerminst. Niek Idelenburg, muzikaal de drijvende kracht achter het gezelschap, componeerde (zijn debuut) de opera zelf, in een staalkaart aan stijlen die via neobarok en horlepiep voert naar rock en eigentijds.

Anders dan doorgaans wordt de Veerensmederij in de breedte bespeeld. Zo zit het kleine publiek in de hoge loods zeer ruimtelijk, terwijl de actie toch prettig dichtbij plaatsvindt. Het decor is inventief. Links zweeft de controlekamer van God, die als tv-regisseur van het ondermaanse het geploeter van haar stervelingen monitort. Op het speelvlak eronder tonen drie hoge schermen beelden van 1880 tot heden en trekt een op afstand bespeelde spookpianola zowel muzikaal als theatraal de aandacht: leuk. Een klein ensemble (fagot, oboe d’amore, cello en contrabas) zit rechtsboven, een zeer actieve percussionist (Christiaan Saris) steelt linksbeneden de show.

Lees ook: Een King Lear met crossmotors en breakdancers

Fusion-partituur

De cast is overwegend jong, goed en Nederlands, of hier pas opgeleid. Een ontdekking is de prachtige Stephanie Desjardins (God) en ook Elisabeth Hetherington imponeert met haar zeer prettige (barok-) geluid. Baritons Martijn Cornet en Arnout Lems, beiden bekende gezichten bij Holland Opera, zijn uitstekend als schipper en duivel.

Idelenburg maakt het de zangers en musici niet gemakkelijk. Zijn fusion-partituur vlokt zo schuimig alle kanten op dat het je duizelt en de zanglijnen klinken niet zelden dwars, met veel overmatige kwarten voor de duivel. Maar de muziek charmeert ook: door de originele instrumentatie en de opmerkzame gretigheid waarmee uit vierhonderd jaar muziekgeschiedenis is geput.

De oplossing – verlossing door liefde – komt natuurlijk van Bach. Het slotakkoord van de Matthäus Passion vormt ook hier de afsluiting van een voorstelling die moeiteloos vijf kwartier lang onderhoudt en afgrondelijke thema’s als zelfopofferende liefde en de schoonheid van eindigheid eerder vriendelijk aanstipt dan krakend uitbeent.