In 1996 was het de staat tegen Frenkie P. Justitie zag hem als leider van de gewelddadige Bende van Venlo. De rechtbank achtte hem schuldig aan ten minste zeven moorden en veroordeelde hem tot levenslang.
Dinsdag was het Frenkie P. tegen de staat. In een kort geding vroeg hij om een eerlijke kans op een terugkeer in de maatschappij.
Toen P. levenslang kreeg, betekende die straf nog echt levenslang. De maatschappij moest voor altijd beschermd worden tegen de man wiens bende verantwoordelijk werd gehouden voor ten minste 250 misdrijven in Noord-Limburg tussen voorjaar 1993 en voorjaar 1994.
Inmiddels geldt onder invloed van uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens dat ook een tot levenslang gestrafte onder voorwaarden in aanmerking moet kunnen komen voor terugkeer in de maatschappij.
Weigerachtige houding
Maar het Adviescollege Langgestraften (ACL) adviseerde minister Sander Dekker (Rechtsbescherming, VVD) vorig jaar om P. niet vrij te laten. Door P.’s weigerachtige houding tijdens het onderzoek viel slecht in te schatten hoe groot de kans op herhaling is en wat de toekomstplannen van de veroordeelde na een eventuele vrijlating zijn. P. eist herroeping van de beslissing van de minister en deelname aan reïntegratieactiviteiten.
P. zou voor het advies onder meer twaalf weken lang onderzocht worden in het Pieter Baancentrum (PBC), maar beëindigde zijn medewerking na tien weken. „Het was één grote poppenkast”, bitste hij dinsdag tijdens het kort geding.
Lees over de Bende van Venlo in deze longread uit 1995: Een ontsporende vriendschap in het Klein-Chicago van VenloP. oogt ouder en forser dan tijdens zijn strafproces in de jaren negentig. Zijn toon duldt nog steeds weinig tegenspraak: „De psychiater van het PBC zag ik zelden en was raar aan het doen. Die man lag me niet. Hij wilde maar praten over de zes moorden die ik niet heb bekend [één moord heeft P. wel bekend]. En er werd gevraagd wat ik wilde na een vrijlating. Wat als? Wat als? Aan als heb ik niks. Daar heb ik een hele kelder mee vol liggen. Ze wilden ook praten met mensen van mijn bezoekerslijst. Maar dat bepaal ik wel. Ik heb ze geen toestemming gegeven.”
Gebrek aan transparantie
P.’s advocaat Sjanneke de Crom hekelde ook het gebrek aan transparantie bij de totstandkoming van het advies. „Er mocht niks. We mochten niet bij zittingen zijn waar mensen werden gehoord, kregen geen gespreksverslagen, geen processen-verbaal, geen concept-advies. We hadden dus geen enkel inzicht in de informatie waarover het ACL kon beschikken. Dat mijn cliënt als laatste werd gehoord was slechts schijnzorgvuldigheid. Alleen wat het ACL nodig vond om te bespreken werd besproken.”
Advocaat Cécile Bitter betoogde namens de staat dat het ACL onvoldoende vertrouwen had in gedragsverandering bij P. om hem stapsgewijze reïntegratie toe te staan. Dat dit oordeel juist was werd volgens haar onlangs nog bevestigd met „onacceptabel en strafwaardig gedrag” van de veroordeelde in de gevangenis in Sittard. P. hoestte daar – in coronatijd – een medewerker van een energiebedrijf en een bewaarder in het gezicht. Hij werd daarna overgeplaatst naar een gevangenis in Alphen aan den Rijn.
Bitter benadrukt bovendien dat er niets mis is met de manier waarop het advies van het ACL tot stand kwam. „Die procedure verschilt niet van de procedure bij advisering over verloftoetsing van tbs’ers.”
Beoordelingsronde
Onafhankelijk van de uitspraak in het kort geding is inmiddels al de nieuwe, periodiek verplichte beoordelingsronde begonnen. Opnieuw met de vraag of P. in aanmerking kan komen voor reïntegratie. De veroordeelde zegt dat hij dit keer wel meer wil meewerken.
Niet dat zijn vertrouwen in de rechtstaat er groter op is geworden: „De eerstkomende tien jaar komt sowieso niemand met levenslang buiten.” Maar mocht hij ongelijk hebben, dan wil hij zijn eigen kansen op reïntegratie niet vergooien.
De rechtbank doet op 4 september uitspraak in het kort geding.