Opinie

Kaag kiezen heft tekort aan vrouwelijke politici niet op

Verkiezingen De ondervertegenwoordiging van vrouwen in de politiek blijft, ook al kiest D66 donderdag Sigrid Kaag tot lijsttrekker, menen en .
Foto Piroschka van de Wouw/ANP

Wel een beetje flauw natuurlijk dat NRC het al verklapt heeft. „Het wordt dus Sigrid Kaag”, meldde Mark Kranenburg in een column. „Zij gaat de komende verkiezingen de lijst aanvoeren voor D66”. Terwijl bij D66 de digitale stembussen voor de partijleden pas per 20 augustus open zijn en ook dan pas de strijd om het politieke leiderschap tussen Kaag en Ton Visser in alle hevigheid zal ontbranden. Inderdaad, met Kaag uiteindelijk als grote winnaar.

Vervolgens zal er, in de aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen van 17 maart 2021, veel aandacht zijn voor het feit dat een van de grote of althans minder kleine partijen een vrouw als lijsttrekker heeft. Kaag treedt in de voetsporen van Els Borst, die destijds vanuit democratisch oogpunt iets minder elegant lijsttrekker werd met Van Mierlo’s aankondiging: „Het is een meisje en we noemen haar Els.”

Kaag zal waarschijnlijk ook hopen op een beter verkiezingsresultaat dan Borst, die in 1998 als lijsttrekker van D66 haar partij tien Kamerzetels zag inleveren (van 24 naar 14). Waarmee direct duidelijk is dat het hebben van een vrouwelijke lijsttrekker geen harde garantie is voor electoraal succes.

Want daar zal de aandacht zich op toespitsen, op de electorale kansen of bonus die het lijsttrekkerschap van Kaag aan D66 biedt. En ja, een vrouw tussen vele mannelijke politici, een vrouw die leiding geeft aan een partij die mogelijk in de volgende regering komt en heel misschien zelfs in aanmerking komt voor het premierschap, dat zal zeker wat extra stemmen opleveren.

Slag gewonnen

Daarmee lijkt een slag gewonnen in de strijd om een meer gelijke aanwezigheid en waardering van vrouwen in de Nederlandse politiek. Maar zeker niet de laatste slag, want ongetwijfeld zullen ook na 17 maart 2021 vrouwen ten opzichte van mannen ondervertegenwoordigd zijn in de Tweede Kamer en daarna in het nieuwe kabinet. Dat is al meer dan honderd jaar zo, daarin zal 2021 geen verandering brengen.

Lees ook: Sigrid Kaag moet het hebben van sekse

In die zin is de eenzijdige aandacht voor het vrouwelijke lijsttrekkerschap van D66 jammer en te beperkt. Het gaat namelijk veel te veel om een enkele vrouw, om Sigrid Kaag. En dat leidt af van de onderliggende, meer structurele problematiek van de ondervertegenwoordiging van vrouwen in de Nederlandse politiek. In alle kabinetten tot op heden, in Eerste en Tweede Kamer, in provinciale staten en gemeenteraden – waar je ook kijkt: mannen domineren. Een enkele Kaag brengt daar geen wijziging in aan.

Het is niet het kiesstelsel

Wie het probleem van die permanente ondervertegenwoordiging van vrouwen probeert te doorgronden, hoeft daarbij niet te wijzen op het kiesstelsel. Een zo evenredig stelsel als dat van Nederland zou in het voordeel van vrouwen moeten werken. Ook het gegeven dat het hele land in zekere zin als een enkel kiesdistrict kan worden beschouwd met plaats voor 150 te verkiezen kandidaten, zou gunstig zijn voor vrouwelijke politici.

Daarnaast heeft het electoraat geen afkeer van vrouwelijke politici. Onderzoek wijst niet op de aanwezigheid van electorale vooroordelen die tegen vrouwelijke kandidaten werken. En onder de vele kiezers die een voorkeurstem uitbrengen, doen vrouwen het uitstekend. Zoiets als vagina voting, waaraan Kranenburg in zijn column onder verwijzing naar politicologe Liza Mügge refereerde, is hoogstwaarschijnlijk onzin: ook Nederlandse kiezers kiezen net zo makkelijk een vrouw als een man.

De sleutel van de oplossing van het relatief lage aantal vrouwelijke politici ligt bij de politieke partijen die ze niet op de lijst zetten

Het probleem, en daarmee de sleutel van de oplossing, van de vrouwelijke ondervertegenwoordiging zit echter bij de politieke partijen. Bij D66 gaat de strijd om het lijsttrekkerschap tussen een man en een vrouwelijke winnaar. Maar meer in het algemeen zijn op kandidatenlijsten aanzienlijk minder vrouwen te vinden dan mannen, zeker als het gaat om de hogere, zogenaamd verkiesbare posities.

Wie voor verschillende landen kijkt naar de man-vrouwverhouding op kieslijsten enerzijds en de man-vrouwverhouding in het parlement anderzijds, vindt treffende overeenkomsten. Naarmate er meer vrouwen op kandidatenlijsten staan, worden meer vrouwen daadwerkelijk verkozen. Onweerlegbaar bewijs is het niet, maar dat doet toch wel erg sterk vermoeden dat wat er in de electorale ‘schappen’ ligt min of meer evenredig wordt meegenomen door de op verkiezingsdag winkelende kiezer.

De eer of misschien zelfs plicht om de vrouwelijke ondervertegenwoordiging in de Nederlandse politiek op te heffen, is dan ook primair aan de partijen. Als alle partijen – nou vooruit, misschien op de SGP na – erin zouden slagen om in ieder geval bij de eerste twintig kandidaten van de lijst keurig verdeeld evenveel mannen als vrouwen op hun lijsten op te nemen, zal de Tweede Kamer er na 17 maart 2021 eindelijk eens echt anders uitzien.

Kaag zal dan vast en zeker een van de vrouwelijke Kamerleden zijn, maar het gaat er uiteindelijk om ook die andere 74 vrouwen verkozen te krijgen. Dat moet toch kunnen lukken – en als 2021 te vroeg is dan in ieder geval de volgende keer.

Reageren

Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement. Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.