Opinie

Etnisch etiket voor crimineel voedt onjuiste conclusies

Sinds de moord op Bas van Wijk is er meer druk om systematisch de etniciteit van verdachten te vermelden. Hoe verleidelijk ook, het effect is vooral negatief, analyseert Leo Lucassen.

Familie en vrienden liepen een stille tocht na de moord op Bas van Wijk in Amsterdam. Foto NIELS WENSTEDT/ANP
Familie en vrienden liepen een stille tocht na de moord op Bas van Wijk in Amsterdam. Foto NIELS WENSTEDT/ANP

De moord op Bas van Wijk bij de Nieuwe Meer op zaterdag 8 augustus heeft de discussie over etniciteit en misdaad weer doen oplaaien. Met name nadat het signalement sprak van een ‘groepje mannen met licht getint uiterlijk’ , wist menigeen genoeg, ook al rectificeerde de politie de aanduiding ‘licht getint’ al snel in ‘blank’. „Waar is de ophef nu?” tweette Geert Wilders onmiddellijk. En al snel werd met de hashtag #alllivesmatter de vergelijking getrokken met de moord op George Floyd in de Verenigde Staten, afgelopen mei.

Waarom wel massaal de straat op om tegen die moord te protesteren en niet nu een landgenoot was doodgeschoten? Dat het bij George Floyd ging om een aanklacht tegen systematisch racistisch politiegeweld en bij Van Wijk om een individuele misdaad door een burger, werd gemakshalve over het hoofd gezien door de mensen die afgelopen zondag demonstratief witte rozen, met de tekst ‘Blank lives matter’, legden op het Museumplein.

Deze oproep tot etnisch profileren lost niets op

De nauwelijks verholen boodschap achter deze – door de familie van Bas van Wijk overigens betreurde – demonstratie is dat het in Nederland de spuigaten uitloopt met straatcriminaliteit en dat met name ‘Marokkanen’ daarvoor verantwoordelijk zijn. Volgens de RTLZ-columnist Roderick Veelo is het daarom de hoogste tijd om het beestje bij de naam te noemen. In zijn column hekelt hij de bewuste keuze in de journalistiek en bij de overheid om de etniciteit van verdachten en daders niet meer te noemen en het over ‘jongeren’ te hebben. Daarmee kijken we volgens hem weg van de ‘buitensporige ellende die groepen Marokkaanse reljongeren de samenleving aandoen’.

Deze oproep tot etnisch profileren, want daar hebben we het hier over, lost echter niets op en heeft vooral negatieve effecten, zowel voor Marokkaanse Nederlanders als voor de samenleving als geheel. Hoe je het ook wendt of keert, etnisch profileren is stigmatiserend. Het feit dat Nederlandse jongens met een Marokkaanse achtergrond oververtegenwoordigd zijn in misdaadstatistieken, ook als je corrigeert voor sociaal-economische positie, is geen reden om hen op grond van hun herkomst te brandmerken.

Ooit was ‘Marokkaan’ neutrale aanduiding

‘Marokkaan’, ooit een neutrale aanduiding voor inwoners van de staat Marokko, is in de afgelopen veertig jaar verworden tot een stigma met louter negatieve associaties. Het systematisch vermelden van etniciteit zal ervoor zorgen dat de reeds bestaande negatieve beeldvorming, waarbij het overgrote deel van Nederlandse burgers wier (voor)ouders in Marokko zijn geboren op het wangedrag van een kleine groep worden aangekeken, zich nog dieper wortelt. En bovendien dat deze groep als geheel, hoewel inmiddels in meerderheid in Nederland geboren, niet als medeburgers wordt gezien.

Verder voedt het de, onjuiste, suggestie dat vooral migranten en minderheden verantwoordelijk zijn voor bepaalde vormen van criminaliteit en sluit het de ogen voor wangedrag van ‘autochtonen’, waar zelden vergelijkbare ophef over is. Of het nu gaat om Duindorpers tijdens de jaarwisseling of zich misdragende Gooise jongeren in het Belgische Knokke-Heist afgelopen maand.

Het is opmerkelijk dat degenen die nu pleiten voor ‘benoemen’ dezelfden zijn die te hoop lopen tegen wat zij de ‘linkse identiteitspolitiek’ noemen. Daarmee doelen ze vooral op de anti-racismebeweging, waarvan Black Lives Matter (BLM) de meest recente uiting is. BLM stelt echter de discriminatie op grond van kleur of etniciteit aan de kaak, terwijl de ‘benoemers’, bewust of onbewust, juist de grondslag van die discriminatie – namelijk etnische etiketten – versterken.

Culturele dissonantie is van tijdelijke aard

Een van de argumenten om wangedrag in de openbare ruimte als ‘Marokkaans’ probleem neer te zetten, is dat de criminaliteit zou worden veroorzaakt, of in ieder geval gestimuleerd, door hun cultuur. Veelo verwijst in zijn column naar een onderzoek van het WODC uit 2009 waarin wordt geconstateerd dat er in Marokkaanse gezinnen sprake is van ‘culturele dissonantie’, waarmee wordt bedoeld dat kinderen moeten laveren tussen de waarden van thuis en van de samenleving. Daardoor zouden ze te weinig in eigen kring gecorrigeerd worden. Wat Veelo niet vermeldt, is dat hetzelfde rapport dit als tijdelijk fenomeen beschouwt dat zal afnemen als de derde generatie volwassen wordt.

Tot slot is het goed vast te stellen dat de criminaliteit in de afgelopen twintig jaar sterk is gedaald, en dat dit ook geldt voor het percentage jongeren met een migratieachtergrond dat van een delict wordt verdacht. Kortom, hoe verleidelijk het benoemen van etniciteit ook moge zijn, het probleem wordt er eerder groter dan kleiner door en het opsluiten in het hokje ‘Marokkaan’ is een schoolvoorbeeld van de door de voorstanders zo verfoeide identiteitspolitiek. Het is een zichzelf vervullende voorspelling waarbij een deel van de Nederlanders met een Marokkaanse achtergrond zich verder in eigen kring zal terugtrekken, terwijl de ‘autochtonen’ een groep medeburgers nog meer als fundamenteel anders zal zien en behandelen.

Reageren

Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement. Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.