Opinie

Wispelturigheid kan leiden tot ondermijnen van draagvlak

Kamerdebat

Commentaar

‘Buitengewoon ongelukkig” en „ontzettend balen”. Met die woorden beantwoordde minister Hugo de Jonge (Volksgezondheid, CDA) woensdag tijdens het coronadebat harde kritiek vanuit de Tweede Kamer op zijn zwabberende beleid. Zo had hij op de persconferentie vorige week nog gezegd dat het kabinet „vol bovenop” de GGD’s zat, die „waanzinnig” aan het opschalen waren. Een dag later bleek dat de GGD’s in Amsterdam en Rotterdam het werk niet meer aankonden.

Er was meer „chaos”, zoals PvdA-Kamerlid Lodewijk Asscher het noemde, waarvoor De Jonge zich moest verantwoorden. Vorige week had het kabinet nog gezegd zich ver van een quarantaineverplichting te willen houden („ik ben geen dictator”, zei premier Rutte tot drie keer toe), maar op dinsdagavond wilde De Jonge die toch ineens invoeren. Tijdens het debat, waarvoor de Tweede Kamer vervroegd van reces terugkeerde, bleek dat de minister onder druk van het parlement op zijn schreden moest terugkeren.

Het was toegeeflijkheid waarmee de minister zich verdedigde – en daarmee de ook aanwezige premier Rutte (VVD) uit de wind hield. Dat de GGD het niet meer aankon noemde De Jonge „een onaangename verrassing”, die hij zichzelf kwalijk nam. Het toonde dat het aan politieke wil om het groeiend aantal besmettingen te beteugelen niet ontbreekt. Maar hoe eerlijk durft de minister over zijn invloed daarop te zijn?

Want dát het moeizaam gaat met bron- en contactonderzoek is nauwelijks een verrassing. Met het vergaren van kennis over de verspreiding van Covid-19 veranderen ook de inzichten: zo blijkt dat besmette mensen gemiddeld veel meer contacten hebben met anderen dan aanvankelijk gedacht, waardoor de duur en complexiteit van een enkel onderzoek veel groter is dan berekend.

De coronacrisis ís complex, blijkt keer op keer, en vraagt om een flexibele aanpak. Dat niet iedere politieke keuze juist is, is het kabinet daarom ook niet aan te rekenen. Maar dat De Jonge zijn beleid zó wispelturig communiceert, is dat wel. Het kan weliswaar strategie zijn om publiekelijk iets te zeggen in de hoop daarmee aan de achterkant iets in beweging te krijgen, zoals De Jonge geregeld doet. In de stroperige uitvoeringspraktijk van Den Haag kan het zelfs leiden tot versnelling.

Het is te prijzen dat De Jonge onorthodoxe methodes durft te gebruiken om Den Haag in beweging te krijgen. Maar die strategie is beperkt houdbaar. Als zijn trucje te vaak mislukt, loopt hij het risico het tegenovergestelde te bereiken: het ondermijnen van het vertrouwen van burgers in de aanpak van het kabinet. En het aanwakkeren van de onduidelijkheid erover: wel of geen mondkapjes, verplichte quarantaine of verplichte deelname aan een contactonderzoek van de GGD? Het zal de effectiviteit van de aanpak geen goed doen.

Uit een peiling van I&O Research, afgenomen direct na de persconferentie van 6 augustus, blijkt dat steun voor de coronamaatregelen onder Nederlanders vooralsnog onverminderd hoog is. De vraag is of dat zo blijft. Het kabinet en Hugo de Jonge moeten er zuinig op zijn. Daarvoor is het onderwerp – de volksgezondheid – simpelweg te ernstig.