Ze moesten hun uniform thuislaten, om minder op te vallen. Maar ja, de meesten kwamen met het vliegtuig, en dat is niet de meest onopvallende manier van reizen. En ook zonder uniform zijn sommigen in het oog vallende verschijningen. Hermann Göring, de leider van de Luftwaffe, draagt ‘een ouderwets jachtkostuum met pofbroek, blouseachtig wit overhemd en groen wambuis’. ‘Met die uitdossing trekt hij veel meer aandacht dan welke geüniformeerde man ook’, schrijft de Duitse historicus Hauke Friederichs in Vonkenregen.
Met veel gevoel voor detail beschrijft hij de bijeenkomst van zo’n vijftig hoge Duitse officieren op de Obersalzberg op 22 augustus 1939. Hitler heeft hen naar zijn buitenverblijf laten komen om hen bij te praten over de aanstaande aanval op Polen. Hij is de enige die wél een uniform draagt. ‘Ik heb u hierheen laten komen, zodat u eens kunt zien in wat voor omgeving ik mijn beslissingen neem’, zegt hij, leunend tegen een concertvleugel.
De afloop van het verhaal is bekend: de oorlog met Polen komt er en daarmee begint ook de Tweede Wereldoorlog. En toch weet Friederichs je aandacht moeiteloos vast te houden. Dat zit hem in zijn meeslepende schrijfstijl en in de originele vorm die hij heeft gevonden voor dat verhaal: dag voor dag beschrijft hij de gebeurtenissen in de laatste vijf weken voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog. Hij zoomt daarbij natuurlijk in op de (politieke) hoofdrolspelers. Maar af en toe komen ook niet-politici voorbij, zoals de gevluchte schrijver Thomas Mann (die aan de vooravond van de oorlog vakantie viert in Noordwijk) en personen die pas veel later een rol in de geschiedenis zullen gaan spelen. Sophie Scholl bijvoorbeeld, die zich in 1943 aan zal sluiten bij de verzetsgroep Weisse Rose. Of de jonge John F. Kennedy, de toekomstige Amerikaanse president, die op rondreis is in Europa en een kijkje neemt in Danzig.
Privé-diplomaat
De afloop mag dan bekend zijn, onontkoombaar was de Tweede Wereldoorlog niet in de ogen van veel tijdgenoten. Friederichs kent een belangrijke rol toe aan Birger Dahlerus, een Zweedse industrieel die in die dagen als privé-diplomaat heen en weer vliegt tussen Londen en Berlijn, in een poging een vreedzaam vergelijk te vinden. Dahlerus geniet het vertrouwen van Göring, die ook geen oorlog wil omdat Duitsland daar in zijn ogen nog niet echt klaar voor is. Hitler zelf blijft trouwens tot kort voor de Duitse inval in Polen geloven dat het de Britten geen ernst is als ze zeggen dat ze de Polen zullen steunen.
Terwijl er nog tal van diplomatieke initiatieven plaatsvinden, heeft Hitler al toestemming gegeven voor een overeenkomst met de Russen: het Molotov-Ribbentroppact, genoemd naar de ministers die het ondertekenden. Friederichs beschrijft hoe ze dat moment beleven. In Moskou, waar het pact wordt ondertekend, zorgen wodka en champagne uit de Krim voor een uitgelaten sfeer. Stalin brengt een toast uit op Lazar Kaganovitsj, een vertrouweling van de Sovjetdictator die Joods is. ‘Zo wil de heerser van het Kremlin zijn gasten uit Duitsland jennen.’ Op de Obersalzberg nipt de geheelonthouder Hitler aan een glas champagne. ‘Om deze dag te vieren gunt hij zichzelf een paar druppels alcohol.’