Een klein kind zit te prutsen met stokjes en doosjes, alleen op een veldje in het Zuid-Afrikaanse Platfontein (even buiten Kimberley, Noordkaap). En daarna zit er weer een ander kind. Ze blijven zorgvuldig buiten elkaars zicht, maar telkens is er wel een wetenschapper en een lokale vertaler bij. Ongewoon, daar tussen die golfplaten huisjes. Wat gebeurt er?
Hetzelfde gebeurde met even oude kinderen op twee Bushman-farms verderop in de Kalahari-woestijn, en ook veel verder weg, in Queensland, Australië, in een wetenschapsmuseum en een universiteitslaboratorium. Alle 150 kinderen, alle tussen twee en vijf jaar oud, werden in het wetenschappelijk onderzoek onderworpen aan de Great Ape Tool Test Battery. Het experiment wordt beschreven in een recente publicatie in Royal Society Open Science, onder leiding van Claudio Tennie (Universiteit van Tübingen).
De wetenschappers keken met die test of de kindertjes zonder enige hulp bepaalde slimmigheidjes zélf kunnen uitvinden die bekend zijn van het werktuiggebruik door mensapen (vooral chimpansees). Het trucje wordt niet voorgedaan, ze krijgen de spullen met de opdracht dat is het, een paar minuten per test. De kans dat de jonge kinderen – en zeker de bushmankinderen – zoiets al eens op een natuurfilm zouden hebben gezien, wordt door de onderzoekers laag ingeschat.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data60829881-f819b2.jpg|https://images.nrc.nl/MwmIQswalVuJ5eSKkszvpG98sN4=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data60829881-f819b2.jpg|https://images.nrc.nl/p8cPN8Ov7471k4ph5EgcJgk2VIw=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data60829881-f819b2.jpg)
Neem bijvoorbeeld het met een stokje in een termietennest prikken om de insecten te kunnen opeten. Dat is ooit in de jaren zestig bij chimps in Gombe ontdekt door Jane Goodall. Indertijd was het een wetenschappelijke revolutie: ook apen gebruiken werktuigen! In de Tool Battery is het voor de mensenkinderen vertaald als een stokje met klitteband en een doos met stukjes schuurspons erin. Zie maar dat je die sponsjes te pakken krijgt (oplossing: rondprikken). En wat voor chimps met een stokje algen uit het water vissen is, wordt voor de peuters met een stok een sticker uit een bak vol piepschuimballetjes halen. Het zijn in totaal twaalf verschillende opdrachten met bijbehorende spulletjes.
Het experiment is onderdeel van een onderzoeksproject van de bioloog Tennie naar menselijke cognitie. In dit experiment wil hij kijken of mensen, die normaliter de bulk van hun kennis aan andere mensen te danken hebben, ook zonder die ‘hulp van buiten’ dezelfde problemen als mensapen kunnen oplossen. Die test wordt bij jonge kinderen gedaan, omdat die nog de minste invloed hebben ondergaan van taal en cultuur. „Het blijft een benadering: geen kind groeit op zonder invloed van buiten”, zegt Tennie vanuit Tübingen over een videoverbinding. „Hoe dan ook, er waren drie mogelijke uitkomsten van dit experiment”, legt hij uit. „Een: de mensenkinderen bakken er weinig van met die doosjes en stokjes. Dat zou dan betekenen: mensen zijn tot weinig in staat zonder culturele input, alles is aangeleerd, een mens wordt geboren als ‘tabula rasa’. Tweede mogelijkheid: deze peuters en kleuters zijn véél handiger dan mensapen, ook zonder cultuur. En drie: ze scoren ongeveer het zelfde. En dát vonden we ook: wij mensen staan zonder onze cultuur dus ongeveer op hetzelfde basisniveau als de meest verwante mensapen.”
Moderne bemoeienis
Met zulke jonge kinderen is er altijd uitval. Negen kinderen (zeven Bushmen en twee Australische) vielen voortijdig uit het experiment, wegens wat Tennie en zijn team in hun verslag omschreven als ‘extreme verlegenheid’ (‘excessive shyness’). De overgebleven 74 Zuid-Afrikaanse kinderen en de 77 even oude kinderen uit Queensland, deden het dus prima, net als trouwens Amerikaanse peuters in een vergelijkbaar eerder onderzoek. Het nieuwe onderzoek werd ook in de Kalahari gedaan om te voorkomen dat de voorschoolse opvang en andere intensieve moderne bemoeienis met westerse kinderen het resultaat al te zeer zou beïnvloeden. En daar waren ook duidelijke verschillen: Australische kinderen losten de problemen drie keer zo vaak op als de Zuid-Afrikaanse. Maar voor de uitkomst maakte dat op zich niet uit. Want niet ieder kind hoefde in de test opnieuw het wiel uit te vinden. Als per test twee kinderen per cultuur slaagden, dan wordt al aangenomen dat het geen toeval is dat mensenkinderen ook in staat zijn dit soort problemen op te lossen. En zo geschiedde. Er waren allicht ook leeftijdsverschillen. Oudere kinderen deden het per levensjaar anderhalf keer beter dan jonge.
In het videogesprek met Tübingen blijkt al snel dat de conclusie uit het experiment – dat de ‘technische’ basiscognitie van mensen en mensapen ongeveer hetzelfde is – slechts één onderdeeltje is van een veel groter project van Claudio Tennie.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data60829877-14b99f.jpg|https://images.nrc.nl/4elCEiAvzatbUsQyxOjLbtGOUDw=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data60829877-14b99f.jpg|https://images.nrc.nl/Ftg56weaydrA1HOotIzUq8ZWIrE=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data60829877-14b99f.jpg)
Tennie is al jaren gefascineerd door een fundamenteel verschil in leergedrag tussen apen en mensen. De menselijke vermogens en cultuur hebben zo’n hoge vlucht kunnen nemen omdat mensen telkens voortbouwen op de verworvenheden van vorige generaties, zo wordt tegenwoordig vrij algemeen aangenomen. Vanuit dat uitgangspunt kijkt Tennie naar de achterliggende cognitieve mechanismen. „Kernpunt is de vraag hoe mensapen, en wij mensen, nieuw gedrag leren. Mijn stelling is dat apen géén nieuw gedrag leren door elkaar te imiteren – zoals heel veel primatologen juist wel denken. Ik en mijn medeonderzoekers zien juist dat mensapen nieuwe gedragingen leren omdat ze die telkens opnieuw uitvinden, iedere mensaap weer opnieuw. In de wetenschap is dat nog geen gelopen race. Om het tot de Nederlandse primatologen te beperken: Frans de Waal is het dus helemaal niet met mij eens, maar Carel van Schaik is inmiddels op onze hand!”
Zelf uitvogelen
Het verwarrende is dat nieuw ‘aangeleerd’ gedrag vaak wel opduikt in een sociale omgeving, zegt Tennie. „Dat werkt zo. Een mensaap ziet wel bij een ander dát iets mogelijk is, maar hij imiteert dus niet ‘hoe’ je zoiets doet. Die sociale omgeving helpt ook op een andere manier, omdat een mensaap bijvoorbeeld bij een termietenheuvel nog de takjes van de vorige mensaap ziet liggen. Hij heeft andere apen daar zien eten en vogelt vervolgens zelf uit hoe dat gaat. Ze bedenken het zelf, ze kopiëren niet de manier waarop je iets kunt doen. Al lijkt dat natuurlijk wel zo.”
Dat mensen en mensapen vergelijkbare basiscapaciteiten hebben, blijkt ook uit het feit dat in het recente experiment in Australië en Zuid-Afrika mensenkinderen het best scoorden in gedrag dat ook bij mensapen het vaakst voorkomt: dat dus ook voor apen het makkelijkst is. Zulk ‘hoogfrequent apengedrag’ is bijvoorbeeld met een stokje merg uit een bot halen (= met een stokje een spons uit een buisje halen), of met een stokje honing opvissen (= met een stokje verf uit een buisje halen).
Knowhow imiteren
Tennie vertelt ook over andere onderzoeken, onder meer van zijn leermeester Michael Tomasello, waaruit bijvoorbeeld blijkt dat jonge mensenkinderen een nieuw trucje slaafs kopiëren van iemand die het voordoet, zelfs als dat helemaal niet de handigste manier is. Mensapen doen zoiets nooit. Zij verzinnen dan zelf de oplossing.
„Latent solutions noem ik die, of evoked culture, ‘potentiële oplossingen’, ‘opgeroepen cultuur’. Wat een aap leert wordt wel opgeroepen door de omgeving maar de manier waaróp hij het doet bedenkt-ie zelf. Dat is het grote verschil met mensencultuur die hoofdzakelijk transmitted culture is: overgedragen cultuur. Daar zijn talloze voorbeelden van, maar de belangrijkste is natuurlijk: taal. Wij zitten nu zelfs na te denken of dat hele vermogen om knowhow te imiteren niet óók cultureel wordt aangeleerd. Dat zou betekenen dat álle intelligentie cultureel is.”
Bij mensapen kan een goed idee niet in de groep beklijven
Claudio Tennie Universiteit van Tübingen
En als mens en mensapen, dus op dat kopiëren van knowhow na, werkelijk even slim zijn, hebben de mensen hun voorsprong dus te danken aan de kracht van dat échte imiteren. Tennie: „Omdat andere mensapen niet de specifieke oplossingen van een ander imiteren, kan een goed idee bij hen niet in de groep beklijven. Daardoor worden de oplossingen ook niet steeds verbeterd en weer in verbeterde vorm doorgegeven, zoals bij mensen wel gebeurt. Zo’n groei is alleen mogelijk als je echt imiteert hóé iemand iets doet.”
Onze natuurlijke toestand zien we bij de apen, zegt Tennie. „Genetisch zijn we al behoorlijk hetzelfde, en onze algemene vaardigheden zijn dus niet zo veel beter dan van de apen. Maar wij hebben erbovenop onze culturele intelligentie. Zoals wij mensen nu zijn, en dat jij en ik hier per video over kunnen discussieren, is het product van een culturele ontwikkeling, niet van aangeboren cognitie. De kloof met de apen is ontstaan omdat bij mensen niks vanaf nul hoeft te worden opgebouwd. Mensen hoeven het wiel maar één keer uit te vinden.”
Tennie gaat nu oude werktuigen uit de menselijke evolutie bekijken, van bijvoorbeeld Homo erectus. „Wanneer ontstaat het kopiëren van de manier waarop, en niet alleen maar van het eindproduct? Dat wil ik onderzoeken. Hoe ontstaat dat? Dat is niet makkelijk, want in de menselijke evolutie ben je dan een soort veldprimatoloog die niet naar de apen zelf kan kijken. Maar ik heb goede hoop.” Tennie wil nog weinig kwijt over zijn resultaten, maar laat al doorschemeren dat het échte imiteren in de menselijke evolutie volgens hem pas vrij laat ontstaat.