Een beetje woede op zijn tijd was ook voor corona niets geks op Twitter en Facebook. Maar sinds de pandemie ontaarden er nog meer discussies dan anders in giftige identiteitsstrijd en gescheld. Of het nou gaat over racisme, coronamaatregelen of de moord op een 24-jarige man uit Badhoevedorp: discussies worden lang niet altijd op feiten gevoerd maar op aannames, extrapolaties en interpretaties. Debatten worden minder tussen redelijke individuen gevoerd en meer tussen boze zwermen die er vooral op gebrand zijn om tegenstanders moreel verdacht en monddood te maken in plaats van ze te overtuigen.
Ook uit data-analyses van het sentiment op sociale media door diverse onderzoeksprojecten, zoals het Amerikaanse Hedonometer, blijkt dat de sfeer online niet eerder zo negatief was als de laatste maanden. „Je ziet in veel Europese landen een maatschappelijke escalatie die de gevarenzone nadert of daar zelfs al voorbij is,” zei conflictdeskundige Friedrich Glasl woensdag in NRC.
Er is ook nogal wat aan de hand de laatste tijd. „Sociale media zijn een spiegel van de samenleving”, is dan ook het verweer van Facebook. Dat is wat te makkelijk gezegd door het bedrijf dat veel geld verdient aan het uitvergroten van emoties en groepsverschillen, en het onbestraft laten circuleren van nepnieuws. Twitter en Facebook nemen meer verantwoordelijkheid dan voorheen, onder meer door racisme actiever te weren, maar ze zijn tot nu toe geen goede uitbaters van maatschappelijke discussie gebleken.
Maar het is te simpel om voor de oorzaken en oplossingen alleen te wijzen naar Big Tech. De giftige sfeer op sociale media is een complex samenspel van, onder meer, reële maatschappelijke kwesties, de polariserende werking van (sociale) media, en de onvoorspelbare massapsychologie van de pandemie. Dat maakt de oplossingen ingewikkeld, maar niet minder urgent.
Burgers hebben allereerst zelf de plicht om te zorgen voor een fatsoenlijke omgang met elkaar. Bij vrijheid hoort verantwoordelijkheid. Maar de escalatie gaat inmiddels zover dat die ook politici en bestuurders tot actie moet bewegen.
Bestuurlijke en politieke aandacht voor psychische noden in de pandemie is er tot nu toe weinig, zoals voor de eenzaamheid en isolatie van grote groepen mensen, die daardoor kwetsbaarder worden voor extreme ideeën, groepsgedrag en manipulatie.
Een rode draad door de boosheid is daarnaast het toenemende wantrouwen van burgers in elkaar, in experts en instituties. Het dalende vertrouwen in overheid, wetenschap en traditionele media is een probleem dat die instituties zichzelf moeten aantrekken. Wantrouwen moet stemmen tot kritischer zelfreflectie. Vertrouwen is essentieel voor het functioneren van de democratie, en vereist inspanning.
Niet al het wantrouwen is even terecht. Er is veel bewijs dat er buitenlandse manipulatie-operaties zitten achter de verspreiding van opruiend nepnieuws en ongefundeerde samenzweringstheorieën. Deze ondermijning van de democratie moet snel een halt toe worden geroepen, bij voorkeur op Europees niveau.
Bij de opkomst van elk nieuw medium klinkt kritiek op datzelfde medium. Het is verleidelijk om zorgen over sociale media af te doen als te moralistisch of ouderwets. Maar sociale media zijn inmiddels een essentieel onderdeel van de informatie-infrastructuur en dus van de democratie - en dat voorspelt weinig goeds voor de komende maanden.