Leven op stokvis

Nicolien Mizee

Een paar dagen geleden kreeg ik een mailtje met de vraag of ik weer wilde komen lesgeven in Amsterdam. Ik aarzelde. Twintig jaar geleden begon ik met het geven van schrijfcursussen aan de Volksuniversiteit van Haarlem. Tijdens de eerste les vroeg ik mijn cursisten altijd of ze iets over zichzelf wilden vertellen. Iemand zei dan bijvoorbeeld: „Ik heet Piet. Ik werk bij het riool. Mijn hobby is vlinders kijken.”

De Volksuniversiteit werd wegbezuinigd en ik ging lesgeven op de Schrijversvakschool in Amsterdam. De laatste jaren kreeg ik steeds meer last van minderwaardigheidsgevoelens jegens mijn leerlingen. Ze waren vaak jong, hoogopgeleid en uiterst zelfbewust. Na het voorstelrondje lag ik knock-out en dan moest de les nog beginnen. Mijn jongste zusje wachtte me altijd op in een naburig café met een pakje sigaretten en begon direct jenever te bestellen als ze me zag aankomen.

Gisteren kwam onze oude vriend Johan langs met een beeldschone jonge vrouw aan zijn zijde. „We overvallen jullie misschien. Er is een reden voor ons bezoek”, begon Johan. „Maar dat kan Viola beter zelf uitleggen.”

„Ik ben kunstenaar en ontdekkingsreiziger”, begon Viola. „Eigenlijk ben ik filosoof en bedrijfskundige, summa cum laude afgestudeerd, maar op een dag voelde ik dat ik moest reizen. Mijn volgend project is om samen met Johan van Groenland naar Canada te zwemmen. We leven op stokvis, die we op ons lichaam zullen meedragen.”

„En zeewier”, vulde Johan aan. „Viola heeft ook een zeewierrestaurant gehad. Kreeg ze meteen een Michelinster.”

„In Canada trekken we verder met wilde muskusossen”, vervolgde Viola. „Nu schrijf ik een boek over mijn projecten, waarin ik mijn drijfveren onderzoek. Ik citeer Nietzsche en Kierkegaard. De filmrechten zijn al verkocht, maar ik heb pas zes bladzijden. Zou jij eens willen kijken waarom ik vastloop?”

Ik citeer dit misschien niet helemaal juist. Misschien was het IJsland en misschien was het wel roeien in plaats van zwemmen. Die stokvis klopt, dat weet ik zeker.

Terwijl Viola aan het woord was, voelde ik me verschrompelen. In mijn jeugd was opscheppen ongepast, maar tegenwoordig wordt borstklopperij onderwezen door duurbetaalde coaches. Ik kan er niet aan wennen.

„Ik heb denk ik geen tijd”, zei ik zenuwachtig. „Ik schrijf de teksten voor een kleurboek voor grote mensen. Het is veel werk.”

Na twee uur waren ze weg.

„Wat een begaafde jonge vrouw!”, riep mijn echtgenoot in vervoering. „En wat een schoonheid! Hoe krijgt Johan dat toch steeds voor elkaar?”

„Ze zal wel direct de Nobelprijs voor de Literatuur krijgen”, zei ik. „Kan ze naar Stockholm zwemmen.”

„Wat laat jij jezelf kennen! Moet je jezelf zien, een oud wijf met een sudoku!”

Dat kwam hard aan. Ik liep de trap op en mailde de school dat ik om gezondheidsredenen helaas niet meer kon lesgeven.

Toen ik beneden kwam, lag Thijs met zijn iPad op de bank. „Je moet beslist Viola’s website bekijken. Je ziet haar op de Noordpool, op de Zuidpool, in Mongolië. En overal waar Viola komt, duikt toevallig net een fotograaf op.”

Hij klapte zijn iPad dicht, keek op en zei verwonderd: „Heb je gehuild?”