De nood aan de man en ‘niks-wat-niet-mag’

Met het oog op de zeespiegelstijging kochten schrijver Bruno en academica Loes een woonschip. Een feuilleton van . Aflevering 11.
Illustratie Olivia Ettema

Bruno staat bij de wastafel en werpt zijn spiegelbeeld een zelfverzekerde blik toe. Ja, zijn pony is te lang omdat hij nog steeds niet naar de kapper durft, maar desondanks straalt zijn gezicht een rijp soort verstandigheid uit. En zijn lichtblauwe hemd is ook goed, vertrouwenwekkend.

Het is warm buiten. Hij pakt de racefiets. „Ik ga”, roept hij naar Loes. Naar Job, denkt zij, maar daar heeft hij zich ziek gemeld. In plaats daarvan zoekt hij zijn zwager op.

Rens en Floortje wonen ook buitenaf, een kilometer of zeven bij hen vandaan. Zijn zus is naar haar werk, maar Rens, die vanwege zijn tremor thuis zit, verwacht hem. Hij is tegenwoordig filmfreak, maar Bruno wil niet over Zuid-Koreaanse series praten. Hij komt voor iets anders.

„Daar zitten we uit de zon”, wijst Rens met zijn kin. In zijn handen houdt hij twee extra grote koffiemokken. Hij heeft ze maar voor een derde vol gedaan, zodat hij ermee kan lopen zonder te morsen. Ze steken het grote gazon over, waarop jaar na jaar een kerstboom is geplant, die daar in variërende hoogtes groeien. Al bij al een nog best aardige tuin. Achter de hoogste spar staan twee tuinstoelen.

„Dus je wilt varen zonder vaarbewijs?”, concludeert Rens.

„Ik wil oefenen”, zegt Bruno. „Ik moet gevoel voor die boot krijgen. De papierwinkel, de examens, ik ben ermee bezig, maar het duurt me te lang. Straks is de nood aan de man en zit ik op een boot waar ik de knopjes niet weet te zitten. Als iemand mij dat kan leren, ben jij het.”

„Hoe bedoel je ‘straks is de nood aan de man’?”

„Nou ja, bij wijze van spreken”, zegt Bruno. „Ik vertrouw het niet met de tweede golf”.

„De tweede corona-golf? Wil je wegvaren als die komt?”

„Als het te erg wordt, ja.”

„En wil Loes dat ook?” Door de hete koffie staat het zweet nu op zijn bovenlip.

„Weet je, ik wil alleen maar de mogelijkheid hebben. Dan voel ik me beter, snap je? Het bevalt me niet, een schip dat ik niet snap.”

„Sorry”, zegt Rens. „Je kan me nog zo dwingend aankijken, maar ik ben afgekeurd. Ik mág het niet.”

Zijn hele lichaam schudt nee. Het is niet te zien waar zijn ziekte ophoudt en waar zijn antwoord aan Bruno begint.

„Maar zie het eens anders”, zegt Bruno. „Ze kunnen jou niks meer afpakken. Hooguit krijg je een boete, en die betaal ik dan. Wat heb je te verliezen?” Omdat Rens nee blijft schudden, zegt Bruno: „Maar je kunt toch wel een keer het bedieningspaneel komen uitleggen? Dan maken we de touwen los en meteen weer vast, zodat ik tenminste weet hoe je van wal steekt. Niks wat niet mag. Oké?” In zijn hoofd neuriet hij een stukje Beethoven om zijn irritatie de baas te blijven.

„Oké”, zegt Rens. Hij lijkt in zijn mannelijkheid gekwetst door dat ‘niks-wat-niet-mag’. Hij begint in elk geval veel moeite te doen om een sigaret aan te steken. Het lukt niet, maar hij gebruikt hem nu om ermee te gebaren, te zorgen dat Bruno drie titels van waanzinnige series in zijn telefoon zet.

„Ik moet gaan”, zegt Bruno. „Thuis liggen de aardappels te wachten tot ik eens ga koken.”

Dit feuilleton verschijnt dinsdag en vrijdag op de Achterpagina. Teruglezen via nrc.nl/rubriek/de-golf