Voor topsporters is het de normaalste zaak van de wereld: een persoonlijk trainingsschema opgesteld door specialisten en een coach die ze er zo goed mogelijk doorheen helpt. Topmusici daarentegen, even bereid om goed en bloed te offeren, moeten het wiel zelf maar uitvinden. Waar de topsport leunt op decennia wetenschappelijk onderzoek, zijn in de muziekwereld stokoude romantische ideeën als zelfopoffering en repeteren tot je erbij neervalt nog springlevend, constateren Beorn Nijenhuis (36) en James Oesi (31) in een onderzoek dat ze zaterdag presenteren in het Muziekgebouw in Amsterdam.
Anderhalf jaar geleden besloot contrabassist Oesi de cellosuites van Bach op te willen nemen. Geen makkie, en al helemaal niet op contrabas. Normaal studeert hij nieuw repertoire in spaarzame vrije uurtjes in, maar nu wilde hij het anders aanpakken. Hij gaf zichzelf zes maanden vrij. Maar al snel rees twijfel: hoe benut ik die tijd optimaal? Wat als ik er na zes maanden niet ben?
„Één trainingsschema heb ik ooit gekregen, als puber”, vertelt Oesi. „Violist Itzhak Perlman leerde me vier uur te studeren. Steeds 50 minuten, dan 10 minuten pauze. Want, zei hij, dat was gebaseerd op onderzoek. Dat hield ik drie uur vol. Het vierde lukte nooit.” Toch roestte Oesi in dit schema vast. „‘Onderzoek’ zei toch dat dit het beste was?”
Helemaal fout, zag Beorn Nijenhuis, die zich na zijn schaatscarrière verdiepte in neurowetenschap aan de universiteiten van Utrecht en Groningen. Op basis van dagboeken en stressmetingen die Oesi hem elke ochtend opstuurde, paste hij het repetitieschema aan. Hij paste het schema aan: 45 minuten studeren, 15 minuten pauze. Een miniem verschil, maar een wereld van verschil. Oesi, nog steeds verbaasd: „Het werkte zó veel prettiger.” Ook lukraak studeren was afgelopen. Geen vaag ideaalbeeld, concrete doelen wilde Nijenhuis zien. „Deze week deze gigue, die herhaling en werken aan fraseringen.” Die doelen werden strategisch verdeeld over de repetitieblokken. „De heftigste dingen moet je ’s ochtends doen,” leerde Oesi. „Maar niet als eerste. Ik heb me nooit gerealiseerd dat alles een ander soort concentratie vraagt. En lukte iets niet, dan bleef ik erop door repeteren tot laat in de avond.” Beter werd het bijna nooit.
Want, uren extra oefenen ten spijt, op zo’n hoog niveau gaat verbeteren zonder doordacht trainingsschema hooguit met muizenstapjes, weten ze in de sportwereld allang. Nijenhuis: „99 procent lukt, maar die 1 procent, dat laatste perfectionistische stapje naar een hoger niveau, lukt veel musici niet. Ze zien alleen nog die 1 procent en denken gefrustreerd dat alles misgaat.”
Opslaan nieuwigheid? Tijdens rust
Een van de voor Oesi’s meest behulpzame mantra’s van Nijenhuis: het daadwerkelijk leren, het opnemen en opslaan van nieuwigheden in de hersenen, gebeurt niet tijdens oefening, maar tijdens rust. Een inzicht dat een persoonlijke paradigmaverschuiving opleverde in Oesi’s musicuszijn. „Vroeger was rusten op de bank wachten en stressen omdat ik niks ‘nuttigs’ deed. Dat juist dat energie vreet, klinkt nu zo vanzelfsprekend, maar ik was stomverbaasd toen Beorn dat vertelde.” Nijenhuis: „Nee, zo vanzelfsprekend is dat niet. Het gevoel dat je eigenlijk iets zou moeten doen, kennen we allemaal. Dat is een schuldgevoel, en de enige oplossing is moeilijk. Je moet jezelf tóéstemming geven om te rusten.”
Oesi: „Het enige wat eindeloos repeteren je in de muzikantencultuur oplevert, is prestige. De gepijnigde musicus is een goede musicus. Maar tegelijkertijd ken ik niemand die zijn eigen cd-opnames terugluistert. Zelf zijn we ontevreden, maar ja, ‘men’ vindt het mooi, ‘dus breng dan toch maar uit’.” Onder andere die ontevredenheid heeft Oesi dankzij Nijenhuis overwonnen. De 99 procent zien, het concretiseren van die laatste procent en het leren vertrouwen op de trainingsschema’s maakten van de muizenstapjes reuzensprongen.
Intussen is Nijenhuis begonnen aan het uitpluizen van alle data die de repetities en stressmetingen van Oesi hebben opgeleverd. Aan een ‘Beorn Nijenhuis-methode’ voor musici durft hij nu nog niet denken, maar hij heeft meer dan genoeg voor een eerste wetenschappelijke paper.
Correctie (31 juli 2020): In een eerdere versie van dit artikel stond in het fotobijschrift dat James Osei deze uitspraak deed. Dat moet Beorn Nijenhuis zijn. Dat is hierboven aangepast.