Opinie

We zullen vrede moeten sluiten met verlies

Maxim Februari

Uit het economische crisisjaar 2008 is me het begrip nulgroei sterk bijgebleven. Toen de Volkskrant met ‘De Economische Agenda’ op zoek ging naar de belangrijkste economische topics, bleken de lezers van de krant vooral geïnteresseerd in het einde van de groei. Deskundigen die ik indertijd sprak verbaasden zich uitbundig over deze hang naar nulgroei of krimp.

Pas achteraf heb ik begrepen waarom. Kennelijk dachten de deskundigen dat de belangstelling voor krimp een ideaal was, een streven, een doel. Krimpen als linkse hobby. Typisch iets voor Volkskrant-lezers. In feite was het natuurlijk geen ideaal of politiek standpunt maar een tijdsanalyse: de grenzen van de groei waren in zicht. Dat was al langer zo, minstens sinds het rapport De grenzen van de groei van de Club van Rome, maar tijdens de kredietcrisis werd het velen ernst.

Dit voorjaar, aan het begin van de coronacrisis, begon ik her en der over de ethiek van de krimp. Meteen had ik alweer spijt van die term, die aanstellerig is. Net als praten over het parlement van de toekomst of het parlement van de dingen. Alsof je de problemen al hebt opgelost door ze een klinkende naam mee te geven. Zet een Boeddha in de voortuin en je bent verlicht.

Maar ook bij gebruik van saaiere terminologie staat krimp op de agenda. In de saaie, klassieke vorm van de vraag naar rechtvaardige verdeling. De opdracht voor de komende tijd is: afstaan. Geld, macht, rechten. De machtsverhoudingen tussen mensen onderling veranderen, de dieren en de planeet eisen rechten op, net als toekomstige generaties. We kunnen blijven wijzen op onze mensenrechten, maar misschien is het daar over tien jaar wel te warm voor. Het kan zomaar gebeuren dat we eerst de planeet moeten redden en dan pas onszelf.

Volgens mij is een parlement de plaats waarop al deze claims op elkaar moeten worden bevochten. Een parlement is het strijdperk van de democratie – een slagveld. Alle wensen kunnen niet tegelijk vervuld, alle claims niet tegelijk gerespecteerd, en dus moet er verlies worden geleden. Tegenover de toekomstige generaties, bijvoorbeeld. Ook al bestaan ze nog niet, ze leggen alvast een claim en stellen onze rechten ter discussie. Waarom de hedendaagse mens te hulp snellen als de toekomstige generaties die hulp veel dringender nodig hebben?

Het Parlement van de Toekomst, dat dit voorjaar werd opgericht, wordt bevolkt door jonge Amsterdammers van 18 tot 25 jaar, die op zoek zijn naar een leefbare toekomst. Hoewel het parlement daarmee nogal Amsterdams is, is de inzet loffelijk, en het enthousiasme werkt aanstekelijk. Maar ik heb twee bedenkingen.

Ten eerste is er nu dus een parlement van de toekomst, maar zijn er geen partijen. Geen botsing van belangen, geen strijd, geen gevecht over de uitkomst. In een Manifest zegt het parlement te streven naar een toekomst die zowel ‘de grondrechten versterkt’ en ‘klimaatrechtvaardigheid’ regelt en ‘vrijheid in een digitale wereld’. Alsof dat vanzelfsprekend allemaal tegelijk kan; alsof er geen grenzen zijn aan de groei en niemand iets verliest.

Ten tweede hebben we al een parlement. Als nieuwe belangen opkomen, moet je ze daar samenbrengen; het heeft geen zin elk afzonderlijk belang onder te brengen in een afzonderlijk parlement. Van oudsher is dit mijn bezwaar geweest tegen het parlement van schrijvers, dat in de jaren negentig werd opgericht, en het is mijn bezwaar tegen elk parlement van dingen, dieren, of zeeën: het zijn belangenorganisaties, geen plekken waar je sneuvelt of iets dierbaars kwijtraakt.

Alles welbeschouwd is er nooit volop groei geweest. Het was een definitiekwestie: de economie groeide wanneer je sommige kosten buiten beschouwing liet. De hele theoretische voor-de-gek-houderij van de kwantificering is altijd afhankelijk van afbakening en definities: noem kosten investeringen en je welvaart groeit. Hetzelfde geldt uiteraard voor het begrip krimp: als we de planeet redden door minder te consumeren, kun je dat krimp noemen, maar ook behoud of winst. Het hangt er maar vanaf voor wie. Of van wat.

De meesten van ons zullen in de komende tijd rechten moeten afstaan opdat anderen erbij winnen. Andere dieren, andere mensen, dingen, bossen. De verdeling moeten we bevechten binnen de democratie en we zullen vrede moeten sluiten met verlies. Ja, je kunt beloven dat je alles tegelijk kunt krijgen. Maar het is spannender te bedenken dat je niet tegelijk grondrechten kunt behouden en klimaatrechtvaardigheid, niet tegelijkertijd vrijheid en verbondenheid. Je zou leiders willen vinden die leren hoe je gracieus je rechten afstaat. Politieke partijen die krachtig en voornaam verlies beloven.

Maxim Februari is jurist en schrijver, www.maximfebruari.nl.