De standaardovereenkomsten van de overheid voor beleidsonderzoek door ingehuurde wetenschappers zijn strijdig met de Nederlandse gedragscode voor wetenschappelijke integriteit. Dit heeft een onafhankelijke commissie onder voorzitterschap van de Utrechtse jurist Ton Hol vastgesteld. De overheid gaat deze contracten daarom aanpassen, zo schrijft staatssecretaris Raymond Knops (Binnenlandse Zaken, CDA) in een brief aan de Tweede Kamer.
Het ministerie stelde de toetsingscommissie twee jaar geleden in na een peiling van NRC onder 2.651 onderzoekers die opdrachtonderzoek deden voor overheid, bedrijven of maatschappelijke instellingen. Een op de tien ondervraagden meldde te maken te hebben gehad met ongewenste druk van de overheid, waarbij de standaardcontracten van de Algemene Rijksvoorwaarden voor diensten (Arvodi) geregeld een bron van ergernis bleken. Daarin staat onder meer dat uitsluitend de overheid tot publicatie bevoegd is en die kan uitstellen of helemaal afblazen.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/09/0409bin-onderzoek-web20440690.jpg)
De commissie deelt de conclusie van NRC dat de voorwaarden voor beleidsonderzoek strijdig zijn met regels voor wetenschappelijke integriteit, waaraan wetenschappers gehouden zijn. Die regels zijn opgenomen in de gedragscode van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) en universiteitenvereniging VSNU. Het staat volgens de commissie haaks op deze code dat de overheid zonder overleg met de onderzoekers analyses of bewerkingen mag uitvoeren met hun onderzoeksdata of hun onderzoek mag voltooien. Dat kan de indruk wekken dat onderzoeksresultaten buiten de onderzoekers om worden beïnvloed.
Bewaren van data
Volgens de toetsingscommissie behoort het publicatierecht niet uitsluitend bij de overheid te liggen, maar (ook) bij de onderzoekers. Die moeten hun onderzoek te allen tijde kunnen publiceren, tenzij er goede redenen zijn om dat niet of later te doen, vanwege bijvoorbeeld intellectueel eigendom, privacy of staatsveiligheid. „Politiek onwelkome uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek kunnen nimmer een rechtvaardiging bieden om niet tot publicatie over te gaan”, zo schreef de commissie.
Ook vindt ze dat de standaardvoorwaarden onvoldoende garanties bieden voor het bewaren van onderzoeksdata conform de gedragscode. Deze data behoren toegankelijk te zijn voor andere onderzoekers met inachtneming van privacyregels („open als het kan, gesloten als het moet”). De commissie vindt ook de bewaartermijn van data te kort. Die is volgens de standaardvoorwaardenvier jaar, terwijl de termijn in veel vakgebieden tien jaar of langer is.
Staatssecretaris Knops gaat naar aanleiding van de bevindingen van de commissie de tekst van de standaardvoorwaarden aanpassen aan de gedragscode voor wetenschappers. In die voorwaarden zal expliciet worden opgenomen wanneer het gaat om wetenschappelijk beleidsgericht onderzoek. Dat verduidelijkt dat deze onderzoeken naar wetenschappelijke maatstaven (moeten) worden uitgevoerd. In de huidige voorwaarden is het onderscheid met beleidsadvies, een consultancy-opdracht, marktonderzoek of politieke analyse onduidelijk. Knops benadrukt dat het „niet de bedoeling is dat er vanuit de overheid invloed wordt uitgeoefend op (de conclusies van) onafhankelijk onderzoek noch dat deze indruk ontstaat”.
De commissie is niet betrokken bij het opstellen van de nieuwe standaardvoorwaarden. „Dat is aan de ministeries”, zegt commissievoorzitter Hol. Hij vindt wel dat de staatssecretaris onvoldoende helder is over het publicatierecht van de onderzoeker, dat volgens de gedragscode cruciaal is. „Men lijkt dat impliciet te erkennen, maar het zou duidelijker zijn om aan te geven dat de onderzoeker te allen tijde het recht heeft om de onderzoeksresultaten te openbaren, behoudens een embargo voor een redelijke termijn.” Het verbaast Hol dat de nieuwe voorwaarden aangepast zullen worden aan de Europese gedragscode voor wetenschappelijke integriteit (Allea-code) in plaats van aan de Nederlandse gedragscode.