Driekwart van mijn vrienden bezoekt wel eens een helderziende, een tarotlezer of een aura-deskundige. Ik ben er altijd van uitgegaan dat dit dus moest gelden voor driekwart van het Nederlandse volk.
Toen ik deze veronderstelling uitsprak in gezelschap van oud-schrijfstudenten werd ik beleefd uitgelachen. Niemand van hen zou ooit een zelfverklaard spiritueel raadgever bezoeken en ze kenden ook niemand die zoiets ooit had gedaan.
„Dat kan niet”, zei ik. „Bijna alle mensen die ik ken doen dat. Het is een enorme markt. Misschien durven jullie vrienden het niet te vertellen omdat ze bang zijn dat jullie er op neerkijken.” Nee, zeiden mijn studenten, het was andersom: zij leefden in de gewone wereld en ik ging om met een groepje zonderlingen.
Het was een pijnlijk gesprek. Mijn studenten zijn hoogopgeleid, terwijl ik slechts een middelbareschooldiploma heb. Misschien was ik in een wereld van onnozelaars blijven steken. Dan waren mijn romans niet geschreven vanuit het alziend oog van de adelaar, maar door een mier die rondscharrelt in een gekkenhuis.
Ik heb sindsdien over dit alles nagedacht, ik heb her en der vragen gesteld en ik zal u zeggen wat de voorlopige uitkomst van mijn onderzoek is: een aanzienlijk deel van de bevolking doet aan tovenaarsbezoek, ook hoogopgeleiden, maar slechts een klein deel daarvan durft daarvoor uit te komen.
Ongeveer een kwart van mijn vrienden en kennissen zal nooit het woord ‘energie’ gebruiken, anders dan in verband met de maandelijkse afrekening. Ik zal dat woord in die kringen dan ook nooit gebruiken. Zo blijven deze werelden meestal vanzelf gescheiden.
Veertien jaar geleden leerde ik Thijs kennen. Al spoedig trok ik bij hem in. Tijdens een kennismakingsbezoek van de buren, die al dertig jaar naast hem woonden en zijn eerste vrouw nog hadden meegemaakt, deed ik mijn best een goede indruk te maken. Ik luisterde meer dan ik sprak en serveerde zoute stengels.
Een dag na het bezoek werd onze nieuwe keuken geplaatst. De hele dag jankten de drilboren. Als de buren nou maar niet kwaad werden! Misschien dachten ze wel: dat nieuwe wijf wil meteen een nieuwe keuken.
Om vijf uur ging de telefoon. „Nicolien, met Anja, de buurvrouw.”
„Thijs is nog niet thuis”, zei ik zenuwachtig.
„Nee, ik bel voor jou. Wij hebben namelijk een energiegroep.”
Een energiegroep. Die hing natuurlijk aan de andere kant van de muur. En daar was die drilboor doorheen gegaan, aardlekschakelaar gesmolten, kortsluiting, brand.
„Wij ontvangen niet alleen energie,” zei Anja, „wij geven ook energie. Wil jij een keer energie van ons ontvangen? Het is op woensdagavond in Beverwijk.”
„Wacht even”, zei ik. „Over wat voor energie hebben we het?”
„Sommigen noemen het kosmische energie.”
„En is dat dan samen met Thijs?’ vroeg ik.
Ze giechelde. „Hij is van harte welkom, maar het lijkt me niet iets voor Thijs.”
Onze ontmoeting had niet korter kunnen zijn. Toch had ze in mij iemand herkend die een portie energie wilde ontvangen. Op een woensdagavond, in het verre Beverwijk.