Zorgzaam waren ze, geen luxepaarden of carrièretijgers

Over sterfte Wie zijn de mensen die overleden aan het coronavirus? Anna Jans verloor haar moeder, broer en oom. Drie telgen uit een Brabantse familie die wel eens ‘rammelfiets’ werden genoemd, om hun Servische achternaam. Dat konden ze wel aan.

Links: Sam Ramadanovic (44) met zijn vrouw Samorn en drie dochters. Midden: Maria Lucius (74). Rechts: Jan Lucius (82)
Links: Sam Ramadanovic (44) met zijn vrouw Samorn en drie dochters. Midden: Maria Lucius (74). Rechts: Jan Lucius (82) Foto’s privécollectie

Op 31 maart zat Anna Jans-Ramadanovic in haar zwarte jurk op de bank van haar rijtjeswoning in Uden, toen de telefoon ging. Ze had net haar moeder Maria Lucius (74) en haar oom Jan Lucius (82) begraven. Er was een erehaag in Vorstenbosch geweest, het Noord-Brabantse dorp waar bijna de hele familie opgegroeid is. „De dokter belde. Hij zei dat Sammy het ook niet ging redden.”

Anna is nog in haar rouwkleding naar haar 44-jarige broer in het Catharina Ziekenhuis in Eindhoven gereden. „Hij kon volgens de dokters niets meer horen, maar ik heb hem toch verteld dat onze moeder dood was, en ome Jan ook.” Anna heeft Sam aangemoedigd om in leven te blijven. „Kom op”, zei ik. Haar broer lag bijna drie weken in coma. „Het virus was allang weg, maar zijn longen werkten niet meer.” Een halfuur nadat Sam van de beademing werd gehaald stierf hij.

Als er drie mensen uit één familie in dezelfde week aan dezelfde ziekte bezwijken, om wie rouw je dan het eerst? Wie mis je dan het meest? Anna Jans, die haar moeder, broer en oom aan Covid-19 verloor, heeft haar gevoelens nog niet goed kunnen ordenen.

Moeder Maria overleed op 24 maart als eerste. ‘Marietje’ werd als vierde van vijf kinderen vlak na de oorlog geboren op een kleine boerderij net buiten Vorstenbosch. Ze waren zelfvoorzienend en om de eindjes aan elkaar te knopen, kluste haar vader bij als kapper.

Naar Melbourne

Op haar negentiende maakte Maria een boottocht van zes weken naar Melbourne in Australië om daar te werken als verpleegkundige. Pas zes jaar later kwam ze samen met Seik Ramadanovic, die monteur was in het ziekenhuis waar ze werkte, terug naar Vorstenbosch. Sam zat al in haar buik.

Twintig jaar geleden ging Seik terug naar Melbourne. Hij kon niet wennen aan het dorpse leven. Van het verdriet dat Maria gekend moet hebben, merkten de kinderen niet veel.

Ze was meestal opgewekt. Ook toen Maria Lucius al lang niet meer op de boerderij woonde, hield ze kippen in de tuin. Voor de eieren, maar vooral voor de gezelligheid. Ze kwamen regelmatig even naar binnen en hun geboortedata schreef Maria op de kalender.

Maria hield van pottenbakken en reizen maken, naar Griekenland bijvoorbeeld. Maar dat ging de laatste jaren allemaal niet meer. Ze had door haar reuma en hartfalen veel pijn en kon nog maar korte stukjes lopen. Omdat het leven steeds zwaarder viel was ze niet zo bang voor de dood. Als haar organen het zouden begeven zou Maria niet naar de intensive care gaan, had de dokter al gezegd. Daar zou ze het niet redden.

Anna was er niet bij toen haar moeder overleed. „Ik was inmiddels ook ziek geworden, en ik vond het ook te eng om haar te zien sterven. Mijn nicht was erbij, die heeft haar hand vast gehouden.”

Vijf dagen voordat ze stierf vroeg Maria nog aan Anna hoe het met Sam ging. „Dat komt goed”, antwoordde zij.

Om haar broer Sam Ramadanovic is het verdriet van Anna vuriger. Hij was 44 toen hij op 1 april overleed in het bijzijn van zijn beste vriend, het voelde nog lang niet als zijn tijd.

Ze komen uit een simpele Brabantse familie, zegt Anna. „Zorgzame mensen die niet per se op de voorgrond hoeven te treden. Geen luxepaarden. Geen carrièretijgers.” Als spullen stuk gingen, werden ze gerepareerd in plaats van weggegooid. Koeltechnicus Sam Ramadanovic trok met zijn gereedschapskist langs de hele familie om klussen in het huis te doen – hij vroeg daar niks voor.

Sam was geen allemansvriend, maar wel een loyaal maatje voor een selecte groep. Hij had niet vaak vriendinnetjes en toen hij twaalf jaar geleden online Samorn uit Thailand leerde kennen, ging het meteen heel snel. In korte tijd kregen ze samen drie kinderen, die nu 5, 7 en 11 jaar zijn. Sam werkte als aannemer, speelde trombone bij de fanfare en deed aan aikido, een Japanse vechtsport.

In Vorstenbosch werden Sam en Anna Ramadanovic in hun kindertijd weleens geplaagd met hun deels Servische achtergrond. Ze werden dan ‘rammelfiets’ genoemd, een parodie op hun achternaam. Dat konden ze wel aan: vooral Sam heeft altijd bekendgestaan om zijn lompe humor. „Toen ik zwanger was kwam hij eens langs met een vriend en zei hij: ‘Dit is mijn zus, ze is een beetje dik geworden.’”

Bij de fanfare

Sam stierf als laatste, maar was waarschijnlijk het eerste familielid dat corona kreeg. „Bij de fanfare is ook iemand anders overleden”, zegt Anna. Sam heeft misschien zijn moeder besmet. En Maria ging bijna wekelijks vis eten met Jan.

Jan Lucius (82) overleed op 26 maart. Hij is zijn hele leven op de kleine familieboerderij in Vorstenbosch blijven wonen en heeft nooit een lange relatie of kinderen gekregen. Als enige uit de familie Lucius ging hij studeren, hbo elektrotechniek. Het grootste deel van zijn werkende leven bracht hij door als ingenieur bij schrijfmachinefabriek Remington. Zijn beroep was ook zijn hobby. „Als er iets stuk was ging je naar ome Jan”, zegt zijn neef en buurman Edwin van Vught. „Drie weken voordat hij ziek werd heeft hij onze stofzuiger gerepareerd. Er zat stof op het printplaatje.” Edwin kan zich niet herinneren dat Jan ooit iets niet kon maken. Zijn tuin ging Jan ook aan het hart. „Geen siertuin met mooie bloemen en planten, hij liet de natuur zijn gang gaan en had een uitgebreide groententuin.” Jan had geld genoeg maar gaf niks uit.

Hij verliet zijn huis weinig en was een „kluizenaarstype”, zegt Anna, maar was tegelijkertijd heel trouw aan de gemeenschap. „In het gemeenschapshuis was hij barman en het manusje-van-alles.” Hij verzorgde jarenlang zijn zieke moeder en hielp daarna een van zijn zussen die het vanwege haar gezondheid alleen niet meer kon bolwerken. Zelf vroeg hij nooit om hulp. Hij stierf in het bijzijn van één van zijn nichten. „Je hoeft hier niet te zijn”, zei hij tegen haar, „jullie hoeven deze ellende niet mee te maken.”