Op een sportpleintje aan de Haagse Hondiusstraat staan op 8 september 2013 veertig mannen. Ze komen om te voetballen, maar dragen lange gewaden, wijde broeken en sjaals om hun hoofd. Al gauw hangt aan het hek om het veldje een IS-vlag en begint een van de jongeren te prediken over de jihad. „Kijk naar Syrië, broeders. Vanuit de hele wereld gaan mensen erheen om hun broeders en zusters te verdedigen. Vanuit de hele wereld, elk land!”
Het is een van de eerste publieke manifestaties van een Haagse club IS-sympathisanten, van wie een deel dan al is vertrokken naar Syrië. De burgeroorlog daar trekt jihadisten van over de hele wereld. In 2014 zal terreurgroep IS er een kalifaat uitroepen.
Als agenten de bijeenkomst op het pleintje proberen te beëindigen, loopt het uit de hand. „Nazi’s”, schreeuwen de jongeren. „NSB’ers!” Het veldje wordt omsingeld door politieauto’s. Er wordt geduwd en er vallen klappen.
Van een afstandje kijkt een tengere man met een bril toe. Het is de imam van de Quba-moskee vlak om de hoek – hij wil niet met zijn naam in de krant. De Marokkaanse Nederlander kent een groot deel van de jongens, ze komen in zijn moskee, een aantal volgt ook les bij hem. Politieagenten snellen op hem af: „Imam, kunt u niet met ze praten, om ze van het plein te krijgen?”
De imam vindt de situatie te dreigend om er zomaar tussen te springen. Maar hij wil wel in gesprek met de politie en de gemeente, over de aanpak van deze jongeren.
Ondergronds
Het vormt het begin van een nauwe samenwerking tussen een salafistische moskee en de overheid. In samenspraak met gemeente- en politiefunctionarissen zal de Quba-moskee zijn deuren blijven openen voor geradicaliseerde jongeren, en informatie over hen doorgeven. Maar intussen groeit de moskee zélf uit tot een „broeinest van jihadisme”, volgens een staatsgeheim politierapport, ingezien door NRC. Een reconstructie van een samenwerking vol onderling wantrouwen, waarvan de gemeente en politie desgevraagd zeggen zich vrijwel niets meer te kunnen herinneren, en waarover de imam van de Quba-moskee inmiddels verzucht: „We zijn misbruikt”.
Een maand na de clash op het sportveldje loopt de imam het Haagse stadhuis binnen. Hij wordt opgewacht door een hoge delegatie: een gemeentedirecteur, een liaison van de politie en een adviseur van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV). De imam vertelt dat zijn moskee worstelt met een groot aantal IS-sympathisanten die er komen, maar in andere moskeeën geweerd worden vanwege hun extremisme.
De vertegenwoordigers van gemeente, politie en NCTV adviseren hem de geradicaliseerde jongeren te helpen, in plaats van hen te weren, stellen vijf bronnen. Dit zou ook de overheid helpen, wordt de imam verteld, omdat in de moskee beter zicht kan worden gehouden op de geradicaliseerde groep dan daarbuiten.
De imam is blij met de uitkomst van het gesprek. Hij voelt zich verantwoordelijk voor het weerhouden van moslimjongeren om naar Syrië te gaan. „Het zijn onze eigen broertjes, zusjes, neefjes en nichtjes die uitreizen.” En door het gesprek voelt hij zich gedekt door de overheid.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/01/data39848726-3f030d.jpg)
Beatrice de Graaf, historicus en terrorismedeskundige van de Universiteit Utrecht, herinnert zich hoe deze lijn bij de overheid ontstond. „Toen de Syriëgangers begonnen uit te reizen, zat de Hofstadgroep nog vers in het geheugen”, zegt De Graaf. „De Hofstadgroep [rond Mohammed B., de moordenaar van Theo van Gogh] werd ook geweerd uit moskeeën en ging ondergronds. Het gevolg was dat niemand er meer zicht op had. Daarom werd de lijn van burgemeester Van Aartsen: laten we in nauw contact blijven met salafistische moskeeën, om te kijken of zij die jongeren misschien nog kunnen overtuigen, én zodat we er tenminste zicht op houden.”
Je zegt eigenlijk: laat maar komen die extremisten
Jelle van Buuren terrorismedeskundige
Het risico van deze benadering, zegt terrorismedeskundige Jelle van Buuren van de Universiteit Leiden, is dat de overheid zelf bijdraagt aan het ontstaan van een jihadistisch knooppunt in een moskee. „Je zegt eigenlijk: laat maar komen die extremisten, wetende dat zij daar nieuwe jongeren kunnen ronselen voor hun gedachtegoed. Maar dat weegt misschien niet op tegen de voordelen van de strategie: dat je in de moskee gemakkelijker inlichtingen kunt verzamelen over het netwerk en daarmee beter dreigingen kunt inschatten”, zegt Van Buuren.
Schuldhulpverlening
De strategie past bij de ‘persoonsgerichte aanpak’ van de gemeente Den Haag voor jihadisten. Tegenwoordig hebben alle gemeenten zo’n aanpak, maar in 2013 is Den Haag een van de eerste. Het houdt in dat politie, gemeente en hulpverleningsinstanties in een samenwerkingsverband genaamd ‘het Veiligheidshuis’ informatie delen over geradicaliseerde personen. Vervolgens bedenken zij voor iedere radicaal een gerichte aanpak: strafrechtelijke vervolging voor de kopstukken, softe maatregelen als therapie, familieondersteuning, schuldhulpverlening of een baancoach voor de veronderstelde ‘meelopers’.
Hoewel de persoonsgerichte aanpak landelijk nooit goed is geëvalueerd, beschouwt de overheid deze als een succes, zegt Beatrice de Graaf. Ze evalueerde dezelfde aanpak in Arnhem. Daaruit bleek dat het instrument „enigszins lijkt te werken in het begeleiden en monitoren van radicaliserende jongeren”. Een deel van de radicalen pakt met een beetje hulp zijn leven weer op en laat het IS-gedachtegoed voor wat het is, zo is de ervaring van professionals die met de aanpak werken.
Het succes hangt af van de informatie die voorhanden is over geradicaliseerde personen. Wat zeggen ze, in welk netwerk zitten ze, hoe extreem zijn ze? Zonder zulke informatie kan geen inschatting worden gemaakt – laat staan een aanpak worden bedacht. „Je informatiepositie is essentieel”, zegt voormalig burgemeester Jozias van Aartsen (VVD) over de aanpak.
De informatie komt in Den Haag niet alleen van de politie, de gemeente verzamelt ook zelf informatie over geradicaliseerden. Die kan bijvoorbeeld komen van jongerenwerkers, leraren, maar vooral: uit de islamitische gemeenschap. „Je moet proberen om zoveel mogelijk uit die gemeenschap te horen”, zegt Van Aartsen. „En daarvoor moet je een zodanig goede relatie hebben, dat die mensen het doorgeven van informatie niet zien als verklikken, maar dat zij het doen voor het gemene goed.”
Om de gemeente hierin bij te staan stuurt de NCTV een van haar beste experts naar Den Haag, de Marokkaanse Nederlander G. (zijn naam blijft om veiligheidsredenen onvermeld). Behalve deskundig op het gebied van radicalisering, heeft hij ook uitstekende ingangen bij moskeeën. In het bijzonder bij de Quba-moskee: de imam is zijn zwager. De NCTV weet dit, en ziet het niet als een bezwaar. De gemeente is er niet van op de hoogte.
Zodra de adviseur in Den Haag begint, zoeken de twee elkaar op. G. zorgt ervoor dat de imam vertrouwen krijgt in de aanpak in het Veiligheidshuis. Die moet vooral worden gezien als hulptraject, vertelt hij de imam, om achterliggende oorzaken van radicalisering weg te nemen. Via het Veiligheidshuis belandt de informatie ook bij de politie.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data59591442-ddd15a.jpg|https://images.nrc.nl/qjaLNXgp1Gg65g8xL0rD8PU22Vg=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data59591442-ddd15a.jpg|https://images.nrc.nl/fiNaqd-OPItZnXnhtcAZL385EEg=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data59591442-ddd15a.jpg)
Ambtsgeheim
De imam vertelt G. over de geradicaliseerde jongeren in zijn moskee, en over de achterliggende problematiek die hij bij velen van hen ziet: werkloosheid, verstoorde familieverhoudingen, groepsdruk. G. gebruikt deze informatie om de geradicaliseerden in het Veiligheidshuis te duiden, en een aanpak te ontwerpen die is toegesneden op hun problematiek. De imam was zich daarvan bewust, vertelt hij achteraf. „Als er sprake is van iemand die wil uitreizen, of ronselt, of een aanslag wil plegen, dan voel ik mij niet gehouden aan mijn ambtsgeheim. Dan ga ik zo iemand niet de hand boven het hoofd houden.”
Toch stelt het geheime rapport dat de moskee tegenover de politie „niet open” is over geradicaliseerde personen. De imam hierover: „Wijkagenten kwamen om de haverklap met foto’s de moskee binnen. Dan zeiden ze: we kunnen er niets over zeggen, maar willen alles weten over deze persoon. Dat is geen benadering waarbij je gezamenlijk een probleem probeert op te lossen. Dan word je een verlengstuk”.
Moskeebestuurders voelen zich soms zelfs in een onveilige situatie geplaatst door het weinig tactvolle opereren van de politie, zegt de imam. „Dan werden ze door een wijkagent aangesproken terwijl zij boodschappen aan het doen waren op de markt: ‘Komt die jongen nog bij jullie?’ Dan ben je links en rechts om je heen aan het kijken, of niemand je hoort. Voor je het weet, ligt je kop eraf...”
In 2016 legt het moskeebestuur een aantal potentiële Syriëgangers een toegangsverbod op, maar weigert hun namen met de politie te delen. De politie heeft aanwijzingen dat G. de namen wél te horen heeft gekregen, maar krijgt ze zelf niet boven water.
„G. wist in zijn eentje meer naar boven te halen dan een heel politieteam”, zegt een destijds betrokken insider. „Zijn informatiepositie was uniek. Hij kon ook de bevindingen van de politie nuanceren, of tegenspreken. Dat vonden ze bij de politie niet zo leuk.”
Flirt met jihadisme
In 2016 nemen bij de politie de zorgen over de Quba-moskee toe. Het begint met een Marokkaans-Nederlandse vrouw die het politiebureau binnenwandelt. Ze vertelt dat de imam haar illegaal heeft getrouwd, en belangrijker: dat hij hele gezinnen zou ronselen voor de jihad. Dat laatste wordt niet waarschijnlijk geacht, gezien alle inspanningen van de imam om jongeren in Nederland te houden.
Dat hij illegale huwelijken zou sluiten, past volgens de politie wel in het beeld. Hij is namelijk een leerling van de Syrische imam Fawaz Jneid, een van de grondleggers van het salafisme in Nederland. Fawaz sluit regelmatig illegale sharia-huwelijken en flirt met het jihadisme. De imam laat Fawaz in de Quba-moskee preken. Ook probeert hij, volgens een ambtsbericht van de AIVD aan de politie, een moskee in Leidschendam over te halen om Fawaz daar lezingen te laten houden – iets wat de imam overigens ontkent.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data54930844-7d80ee.jpg)
Het bestuur van de Quba-moskee wordt erop aangesproken: waarom blijven zij Fawaz programmeren? Het bestuur laat weten dat de Syriër niet meer welkom is. Maar enkele maanden later spreekt hij toch weer in de Quba.
De imam wijt deze inconsequentie aan onenigheid binnen het bestuur over het al dan niet weren van Fawaz. Maar de politie concludeert dat de Quba er kennelijk geen probleem mee heeft onjuiste informatie te verstrekken aan Nederlandse autoriteiten.
De politie krijgt meer zorgelijke signalen. Politieinformanten stellen dat de Quba een „ontmoetingsplaats” voor extremisten is. „Alle ISIS-aanhangers gaan naar de Qubamoskee”, zegt een teruggekeerde Syriëganger tijdens een verhoor.
De politie deelt haar zorgen met de gemeente, maar die zegt juist een „positief” beeld te hebben van de Quba-moskee. Ja, er komen IS-sympathisanten, maar de imam probeert hen juist te deradicaliseren.
Tijdens een presentatie op 24 oktober 2016 vertrouwt radicaliseringsadviseur G. een agent toe dat hij de imam regelmatig opbelt ter voorbereiding op een overleg in het Veiligheidshuis. Dan nemen ze nog even wat ‘casussen’ door, zegt G. volgens de agent, die intern melding maakt van het onderonsje. De agent wijst in zijn melding op het risico dat via G. mogelijk vertrouwelijke informatie uit het Veiligheidshuis bij de imam belandt.
Er wordt niets met de melding gedaan, maar de samenwerking tussen politie en gemeente in het Veiligheidshuis wordt er niet beter op. G. en zijn collega’s bij de gemeente willen dat mensen over wie geen nieuwe signalen van radicalisering meer binnenkomen, niet meer worden besproken en dat hun dossier wordt gesloten. Er is geen grond meer om privacygevoelige informatie over hen uit te wisselen. Maar de politie vindt dat dossiers niet te snel gesloten moeten worden: ook mensen over wie geen signalen meer binnenkomen, kunnen nog geradicaliseerd zijn. Bij sluiting van het dossier verliest de politie de bevoegdheid om informatie over hen in te winnen.
Het leidt tot pittige discussies waarin politie en gemeente elkaars informatie in twijfel trekken.
Intussen komt de Quba-moskee opnieuw in opspraak, dit keer omdat de Belgische haatprediker El Alami Amaouch er overnacht, en zelfs een sleutel blijkt te hebben. Wederom neemt de gemeente het op voor de moskee. Amaouch’ verblijf in de Quba zou niets te betekenen hebben; zijn schoonfamilie woont er toevallig in de buurt.
Lekkend dak
Een aantal politiemedewerkers hecht dan al geen waarde meer aan de gemeentelijke oordelen over de Quba. Er móét iets anders aan de hand zijn. Een agent besluit G. nader te onderzoeken, en komt erachter dat hij een zwager is van de imam. Opeens begrijpt de politie waardoor de gemeente zo’n rooskleurig beeld heeft van de Quba-moskee: zij wordt geadviseerd door een familielid van de imam.
De politie stelt de gemeente in februari 2018 op de hoogte van de familieband. De gemeente schrikt, maar wordt gerustgesteld door de NCTV. Die stelt dat G. de familierelatie daar al in 2013 had gemeld en ziet „geen aanleiding om te twijfelen aan de integriteit van de adviseur”.
Toch besluit de gemeente hem aan de kant te zetten. G. krijgt per direct geen toegang meer tot vertrouwelijke informatie, en zijn contract, dat bijna afloopt, wordt niet verlengd.
G. blijft hierna wel werkzaam op overheidsposities die hem toegang geven tot de meest gevoelige terrorismezaken.
Na het gedwongen vertrek van G. is het wantrouwen tussen politie en moskee compleet. Een nieuwe wijkagente die onaangekondigd langs komt tijdens de vrijdagpreek, krijgt de wind van voren. Ze wil in contact komen met vrouwelijke bezoekers, zegt ze, om hen de weg naar de overheid te laten vinden, bijvoorbeeld wanneer ze een lekkend dak hebben. „Toen brak mijn klomp”, zegt de imam. „Ik zei letterlijk: sinds wanneer zit de politie in lekkende daken? Denk je dat wij achterlijk zijn?” De agente staat gauw weer buiten.
Dit is voor de politie de druppel. Analisten krijgen de opdracht een rapportage op te stellen over de moskee. In een vijftig pagina’s tellend staatsgeheim rapport, komen zij tot een tweeledig beeld. Er zijn geen aanwijzingen voor ronselpraktijken vanuit de moskee of door haar imam. Toch wordt de Quba als „één van de meest zorgwekkende moskeeën in heel Nederland” betiteld, omdat zij een „verzamelplaats voor tientallen jihadisten” zou zijn. Er kwamen zeker zestig uitreizigers, terugkeerders en mensen die wegens radicalisering door de politie in de gaten worden gehouden. Dat de overheid hierbij nauw met de imam samenwerkte, wordt niet vermeld.
Wat heeft de samenwerking opgeleverd? De imam heeft zeker jongeren weerhouden van een reis naar Syrië, zeggen veiligheidsbronnen. Maar daarvoor moest de overheid wel optrekken met een salafistische moskee die zij eigenlijk zelf niet vertrouwde, bijvoorbeeld omdat radicale sprekers er een podium krijgen.
De samenwerking is gestopt. De imam is vertrokken uit Den Haag, vastbesloten om nooit meer op deze wijze met de overheid te werken. „We werden eerst een partner genoemd en nu krijgen we de zwarte piet toegespeeld. Wie zou daar nog vertrouwen in hebben?”