Het investeringsfonds komt er dan toch. Op Prinsjesdag, of iets daarvoor, wil Wopke Hoekstra (CDA, Financiën) samen met collega-minister Eric Wiebes (VVD, Economische Zaken en Klimaat) het investeringsfonds presenteren, dat vorig jaar op Prinsjesdag al werd aangekondigd.
Dat beloofde Hoekstra woensdag in de Tweede Kamer tijdens het debat over de Voorjaarsnota. Het fonds zou aanvankelijk voor april worden gepresenteerd, maar de coronacrisis zorgde voor uitstel.
Waarin het fonds gaat investeren en hoeveel geld het kabinet erin stopt, is nog onduidelijk. Prinsjesdag vorig jaar zei Hoekstra dat het tientallen miljarden euro’s moest gaan bevatten, die gebruikt moesten worden om het verdienvermogen van de economie te versterken. In de Tweede Kamer is het plan het Wopke-Wiebes-fonds gaan heten omdat beide bewindslieden claimden het te hebben bedacht.
Deze zomer gaat het kabinet bovendien praten over hervormingen, die de kwetsbaarheden in de economie moeten verhelpen die door de coronacrisis aan het licht zijn gekomen, zei Hoekstra tijdens het debat. Hij noemde drie kwetsbaarheden: flexibele banen, bedrijven die sterk leunen op vreemd vermogen, en de relatief hoge schulden van Nederlandse huishoudens.
Om de economie te stimuleren, denkt Hoekstra dat het verstandig is investeringen naar voren te halen die al gepland staan, bijvoorbeeld in infrastructuur. „Maar dat is niet makkelijk vanwege de lange doorlooptijd.”
Nog meer uitgaven
Tijdens het debat werd duidelijk dat de Tweede Kamer en het kabinet zich opmaken voor nog meer uitgaven om de economische crisis te bestrijden. De crisis leverde tot nu toe al „het grootste tekort sinds mensenheugenis” op, constateerde D66-Kamerlid Joost Sneller. „Het enorme prijskaartje” van de crisis, schat Hoekstra nu op 70 miljard euro. Hij verwacht, met alle onzekerheden die er nog over het verdere verloop van de crisis zijn, dit jaar een begrotingstekort van 68 miljard euro, waar aanvankelijk een overschot van 2 miljard euro was voorzien.
Ook VVD-Kamerlid Aukje de Vries wilde van Hoekstra de verzekering dat hij in 2020 niet wil gaan bezuinigen. „Het klinkt misschien gek uit de mond van een VVD'er, maar wij vinden dat er volgend jaar niet bezuinigd moet worden.”
Diverse Kamerleden grepen het debat aan om terug te kijken op de stroom aan noodsteun en crisispakketten sinds maart. Ter illustratie: 44 miljard euro aan uitgaven en 33 miljard euro aan garantstellingen gingen vaak snel en zonder veel mogelijkheid tot controle door de Kamer. „Afronden doen we tegenwoordig in miljarden,” zei GroenLinks Kamerlid Bart Snels. „De portemonnee is snel getrokken, maar was het nu echt nodig en was het doelmatig?”
In crisis niet ‘miezemuizen’
De crisismaatregelen konden vaak wel op brede steun in de Tweede Kamer rekenen. PvdA-Kamerlid Henk Nijboer zei dat je in een crisis „niet moet miezemuizen over de vormgeving van steunpakketten,” - ook al wees zijn fractie het tweede steunpakket in mei aanvankelijk af vanwege het schrappen van de ontslagboete voor bedrijven die loonsubsidie kregen.
Maar nu „we meer tijd hebben” wil Nijboer kijken naar de politieke keuzes die worden gemaakt. Bijvoorbeeld: waarom geeft het kabinet 650 miljoen euro uit om de sierteelt en fritesaardappelsector te steunen en maar 300 miljoen voor de cultuursector? Ook Snels zag de verkeerde prioriteiten: het kabinet heeft wel snel geld klaarstaan om scheepsbouwer IHC te redden, maar niet voor gemeentes die in geldnood zitten.
SP-Kamerlid Mahir Alkaya vond dat het tijd werd te stoppen met al die spoedbegrotingen – hij telde er 28 de laatste maanden – en na de zomer weer terug te gaan naar normaal. SGP-Kamerlid Chris Stoffer vond het ook tijd voor meer reflectie. Hij had alle begrip voor de snelheid waarmee de steunpakketten zijn doorgevoerd, maar „langzamerhand komen we denk ik wel op het moment dat we moeten kijken of we er voorzichtig genoeg mee zijn omgegaan en of er ook te allen tijde rechtmatig is gehandeld.” Stoffer hoopt dat de Rekenkamer het crisisbeleid snel kan evalueren.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2020/06/data59505176-cf294d.jpg)