'Meer Europese defensiesamenwerking is noodzakelijk’

Veiligheidsbeleid Nederland moet zich inzetten voor vergaande Europese defensiesamenwerking, schrijft het adviesorgaan AIV. Leunen op de VS kan niet meer.

Foto ANP Evert-Jan Daniels
Foto ANP Evert-Jan Daniels

Nederland moet meer aansluiting zoeken bij Franse en Duitse initiatieven op het gebied van veiligheid en defensie, zoals hun voorstel om een Europese Veiligheidsraad op te richten, naar voorbeeld van de Verenigde Naties. Ook zou Nederland zich sterk moeten maken voor de komst van een Europees militair hoofdkwartier. Europese landen kunnen zich daarnaast beter specialiseren in waar ze goed in zijn in plaats van alle militaire taken zelf te blijven uitvoeren.

Dat schrijft de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) in een stevig advies dat deze dinsdag wordt gepubliceerd. Stevig, want Nederland is altijd huiverig geweest voor vergaande samenwerking op het gebied van defensie in Europa. Een Europees leger is voor de meeste partijen zelfs nauwelijks bespreekbaar.

Toch leest het advies Europese Veiligheid: tijd voor nieuwe stappen als een opmaat daarnaartoe. En: „Dat is het in zekere zin ook”, zegt Joris Voorhoeve, voormalig minister van Defensie voor de VVD en nu vicevoorzitter van de AIV. Het rapport adviseert nadrukkelijk geen EU-leger. Maar: „Uiteindelijk is vergaande samenwerking het slimste om te doen, ook om ons trans-Atlantische bondgenootschap meer in balans te brengen.”

Europa is kwetsbaar en moet beter voor zichzelf zorgen als het op veiligheid aankomt, zo analyseert de adviesraad. Want de Europese veiligheid staat onder druk en de Verenigde Staten zijn niet langer meer de „hoeder van de naoorlogse orde in de wereld”, aldus de AIV. Het vertrek van de Britten uit de EU is een „aderlating van formaat” waarmee de EU „ongeveer 20 procent van de beschikbare militaire capaciteiten” verliest. Daarom is het volgens de AIV des te belangrijker om de Britten wel bij Europese defensiesamenwerking betrokken te houden.

Breder oriënteren

Voor Nederland is de NAVO sinds de oprichting in 1949 de hoeksteen van het eigen veiligheidsbeleid. Dat bondgenootschap zorgt voor de gemeenschappelijke verdediging van het gezamenlijke grondgebied en biedt met zijn artikel 5 – op papier – de garantie dat de anderen in het geweer komen indien de Nederlandse of Europese veiligheid in het geding komen. Maar nu de VS onder president Trump in internationale crises niet meer de leiding nemen en vanwege Brexit is het noodzakelijk dat Nederland zich breder oriënteert, schrijft de AIV.

Dat zou Nederland, samen met andere Europese landen, moeten doen door zélf verantwoordelijkheid te nemen voor veiligheidsvraagstukken, „desnoods met inzet van militaire middelen”, en niet meer te leunen op de grote trans-Atlantische bondgenoot de VS. Want: „Europa is in belangrijke mate op zichzelf aangewezen”, constateert de adviesraad, die daarmee aansluit op de waarschuwingen van deskundigen die al langer klinken.

De drie meest in het oog springende aanbevelingen daartoe zijn de oprichting van een Europese Veiligheidsraad, ‘taakspecialisatie’ en de oprichting van een Europees militair hoofdkwartier. Voor het eerste ijveren Frankrijk en Duitsland al langer. Uitgangspunt is dat landen elkaar in het geval van een internationale crisis snel kunnen vinden en strategisch kunnen schakelen. De AIV pleit voor een permanente plek voor de drie grootste Europese militaire machten, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland plus de secretaris-generaal van de NAVO en de voorzitter van de Europese Raad. Andere landen zouden ad-hoc kunnen aansluiten wanneer een veiligheidsvraagstuk daarom vraagt.

Ook pleit de AIV voor ‘taakspecialisatie’, omdat de meeste Europese staten „zelden of nooit meer alléén in een militair conflict terecht komen”. Daarbij specialiseert ieder land zich op het onderdeel waar hij het best in is: zo zou Nederland zijn marine bijvoorbeeld kunnen uitbouwen en de Fransen zouden de luchtverdediging voor hun rekening kunnen nemen. Het idee is altijd weggezet, omdat landen vrezen daarmee hun militaire autonomie op te geven.

Tot slot zou een Europees militair hoofdkwartier volgens de AIV „noodzakelijk” zijn voor de planning van militaire missies en voor het aansturen van militaire operaties. Sinds 2003 voert de EU op permanente basis militaire operaties uit, maar brengt het commando hiervoor onder bij verschillende, nationale hoofdkwartieren en dat doet „afbreuk aan de slagvaardigheid”. Het Verenigd Koninkrijk is altijd nadrukkelijk tegen een Europees hoofdkwartier geweest, een obstakel dat met Brexit zal verdwijnen, maar ook Nederland heeft zich hier altijd tegen verzet.

Cement tussen Frankrijk en Duitsland

Dat neemt niet weg dat er ook wel samenwerking ís, Europees, en dat ook Nederland zich daarbij aansluit. Naast het Europese Pesco, het permanente gestructureerde samenwerking op defensie- en veiligheidsgebied dat vooral inzet op materiële samenwerking, is Nederland ook onderdeel van het Europese Interventie Initiatief, dat Frankrijk in 2017 oprichtte. Dat bestaat nu uit dertien lidstaten en heeft een meer uitgesproken ambitie: het ontwikkelen van een gezamenlijk strategische cultuur, vanuit waar ook snel missies zouden kunnen worden opgetuigd.

Toch ziet de AIV, die het advies schreef in opdracht van een motie van Tweede Kamerleden Sjoerd Sjoerdsma (D66), Salima Belhaj (D66) en John Kerstens (PvdA), dat er meer nodig is. Europa heeft te maken met dreigingen uit Rusland, China en vanuit de Sahel dreigt instabiliteit – met als risico dat mensen richting Europa trekken. „Om Europa te versterken, moet Nederland het cement worden tussen Frankrijk en Duitsland”, zegt Voorhoeve, „om hun visies bij elkaar te brengen”.

Daarbij hoort ook het toewerken naar de 2 procentsnorm van de NAVO, een afspraak dat bondgenoten in 2024 2 procent van hun bruto binnenlands product aan defensie uitgeven. Onlangs zei minister Ank Bijleveld (Defensie, CDA) in de Tweede Kamer dat het „helder is” dat Nederland 2024 niet gaat halen, maar volgens de AIV blijft het halen van die norm “noodzakelijk”. „Het is onbestaanbaar dat we die 2 procent niet gaan halen, maar er wel 3,4 miljard euro aan KLM wordt beloofd. Dat is een kwart van de Defensiebegroting”, zegt Voorhoeve daarover. „Dat laat zien: waar een wil is, is een weg.”