Schrijver Sander Kollaard: „Ik vond het heel plezierig om iets lichts, vrolijks, positieverigs te maken.”

Foto Roger Cremers

Interview

Libris Literatuurprijs-winnaar Sander Kollaard: ‘Nu is de Librisprijs wéér door een man gewonnen’

Sander Kollaard Winnaar van de Libris Literatuurprijs Sander Kollaard ziet verhalen in het alledaagse. Hij deinst terug voor statements en moralisme: „Ik word gauw kriegel van grote woorden.”

Het is woensdagochtend en Sander Kollaard zit in zijn werkkamer. Daar, in een voormalige pastorie op het Zweedse platteland, anderhalf uur rijden van Stockholm, zat de schrijver anderhalve dag eerder ook, maandagavond, toen hij via een ietwat haperende videoverbinding met de Hilversumse Nieuwsuur-studio hoorde dat hem de Libris Literatuurprijs 2020 toegekend was. Daar sprong vervolgens zijn hond driest door de kamer, terwijl Kollaard zelf verbluft uit zijn ogen zat te kijken, van „verwarring en onderdrukte paniek”. Zijn roman Uit het leven van een hond werd van tevoren vooral als outsider gezien.

Ooit was het de werkkamer van de dominee, nu die van de schrijver. En daar in die werkkamer, waar hij een jaar of tien geleden begon om op vrijdagen de deur dicht te doen en zich enkele uren te onttrekken aan het gezinsleven, om „iets volledig voor mezelf te doen”, namelijk te schrijven, nadat schroom hem daar jarenlang van had weerhouden, „omdat ik dacht: je gaat je toch niet meten met Gerard Reve en zo, doe effe normaal” – in diezelfde werkkamer waar hem een paar jaar later het idee binnenviel voor zijn tweede roman, het boek waarmee hij nu de belangrijkste Nederlandse romanprijs heeft gewonnen, 50.000 euro – daar, in die werkkamer, zit hij nu weer.

Je kunt er interessant over doen, maar nu is het gewoon woensdagochtend. Een mooie ochtend, zonnig en kalm, de videoverbinding werkt mee. Allemaal dingen om te waarderen. „Je kunt zeggen: er gebeurt weinig, hier op het platteland. Maar dat hangt er net vanaf waarin je geïnteresseerd bent. Als je naar de bioscoop wil, zit je hier niet goed. Maar als je met de hond wil wandelen en naar vogeltjes wil kijken, is er hier genoeg te doen.”

Uit het leven van een hond is een „bijzonder boek over een onopmerkelijke man”, oordeelde de jury. Het beschrijft één dag, een zonnige zaterdag, uit het leven van Henk, 56 jaar, IC-verpleegkundige, alleenstaand. Hij gaat naar de kaasboer, maakt een busritje, gaat barbecueën met familie. De jury vond het troostrijk, „een boek dat draait om het kleine en dagelijkse, over een heel gewoon leven waarin niets bijzonders aan de hand is en dat juist dáárom soelaas biedt”.

Sander Kollaard: „Dat trok me in eerste instantie naar het schrijven: de ontdekking van het vermogen om verhalen te zien in de normale dingen om me heen. En de mogelijkheid om daarover te schrijven. Veel van mijn werk is wel persoonlijk, maar het moet niet particulier worden. Toen ik serieuzer ging schrijven, begon ik te zien hoe je dat voor elkaar krijgt.”

Dat lijkt me ook het uitgangspunt van Uit het leven van een hond: schoonheid herkennen en aanwijzen in het alledaagse leven.

„Ja. Hoewel, ‘uitgangspunt’… het begon met een simpel idee, hoor. Man met hond, één dag. Ik heb altijd het zinnetje van John Updike in mijn hoofd gehad, dat hij gebruikte als antwoord op de vraag wat hij als schrijver probeerde: ‘To give the mundane its beautiful due.’ Het alledaagse tooien met de schoonheid die zij verdient, dat is wat ik met Henk heb geprobeerd: een leven, zo gewoon mogelijk – en dat toch zó opschrijven dat het interessant wordt. Zodat mensen ineens zien waar ze normaal gesproken misschien aan voorbijgaan, omdat het vanzelfsprekend is. Maar goed, het schrijven zelf kwam op gang doordat ik wat probeerde en meende dat ik de juiste toon te pakken had. Toen was de rest eigenlijk niet meer zo moeilijk.”

Lees ook de recensie van Uit het leven van een hond (●●●●●).

Voor die toon werd Kollaard geïnspireerd door de verteller in A Single Man van Christopher Isherwood, vertelt hij. Dat werd in Uit het leven van een hond een verteller die zijn hoofdpersonage dicht op de huid zit, maar op sommige momenten de begrenzing van dat ene personage op die ene dag kan doorbreken. Sukkelt Henk in slaap, dan gaat de verteller gewoon door. Op zeker moment vertrouwt hij ons toe hoe oud Henk precies gaat worden – alwetend, geruststellend, vaderlijk.

De jury las in uw roman een ‘positief mensbeeld’, herkent u dat?

„Oh, ik heb het juryrapport nog niet gelezen! Een positief mensbeeld, dat vind ik dan weer… ik zie ook dat mensen heel nare kanten hebben. Maar net als Henk heb ik wel een morele impuls om door de narigheid heen te blijven zoeken naar wat wél plezierig is.”

Kollaard lacht: „Beetje moralistisch wel, hè? Vanuit de domineeskamer. Tja, zo’n boodschap zit wel een beetje in het boek: kom op mensen!”

‘Levenslust als moreel beginsel’, noemt Henk dat. Daar spreekt u?

„Ja, dat stuwde het schrijven ook voort. Wat meespeelde: mijn vorige boek Levensberichten was wat zwaarder op de hand. Ik schreef dat in de tijd dat Trump net was verkozen, en zoals veel mensen was ik daar nogal door ontdaan. Maar met dit boek heb ik mijn eigen plezier en levenslust weer een beetje hervonden – ik vond het heel plezierig om weer iets lichts, vrolijks, positieverigs te maken. Dat klinkt een beetje kinderachtig, maar die behoefte had ik echt heel sterk. Ik denk ook dat het boek daardoor resoneert bij lezers: veel mensen herkennen die behoefte.”

Waarom noemt u dat kinderachtig?

„Nou ja, positief denken klinkt gauw plat en eenzijdig. En er is een hoop narigheid in de wereld, en die moet je onder ogen zien. Maar dat dóét Henk ook en dat inspireert hem juist om naar de andere, mooiere kant te kijken.”

Maar u wilt ook weer niet voor moralistisch versleten worden.

„Omdat het risico er is dat het enkelvoudig wordt. Schrijvers engageren zich toch bovenal met complexiteit: de dingen ingewikkeld maken, ambigu, paradoxaal, allerlei kanten laten zien. Maar daarin schuilt ook weer moralisme, want het is alsof je zegt: jullie moeten eens even ophouden met al die stellige meningen, want de wereld is veel ingewikkelder. Dat is ook pompeus.”

Ik herken uit het boek wel die neiging om paal en perk te stellen aan alles wat pompeus wordt.

„Ja, ik word gauw kriegel van grote woorden. Schrijvers met een meninkje – ik weet het niet. Ik had de mazzel dat de mensen van Nieuwsuur niet naar Zweden konden komen om me te interviewen, dus ik kon zelf een melig filmpje opnemen. Zo hoefde ik niet te proberen voor de camera diepzinnige te dingen zeggen over schrijven in coronatijd.”

Dan zat u liever met een feesthoedje op met de hond te keuvelen?

„Dat was balorigheid. Maar ik had ook niets belangrijks te vertellen – niet in zulk kort bestek in elk geval. Weet je, in deze tijd van leugens en versimpeling en Twitter is zo’n standpunt over complexiteit al een politiek statement – want álles is een statement. Dat is ook niet alleen maar vervelend, ik geloof wel dat zo’n coronacrisis de contrasten sterk aanzet, waardoor je ziet waar de naden zitten en waar het begint te scheuren. Dat zie je nu bij Black Lives Matter, seksisme, de #metoo-beweging. En nu is de Librisprijs wéér door een man gewonnen, dat levert ook weer discussie op.”

Geeft dat een nare bijsmaak aan uw bekroning?

„Ik was blij, al voordat ik de prijs kreeg, dat de jury er een punt van lijkt te hebben gemaakt om een gelijk speelveld voor mannen en vrouwen te creëren. De jury zelf en de longlist en shortlist waren evenwichtig. Dan kun je met recht argumenteren dat de jury uiteindelijk heeft gekozen voor het boek dat zij echt het beste vond. Dat gezegd hebbende: het is al jarenlang evident dat seksisme een probleem is in de literatuur. Van de ingestuurde boeken was het afgelopen jaar tweederde geschreven door mannen. Als je ervan uitgaat dat literair talent gelijk verdeeld is over mannen en vrouwen, moet die scheefheid betekenen dat er getalenteerde vrouwen over het hoofd zijn gezien. Dat haalt het niveau van de hele literatuur omlaag. Dat is pijnlijk. Nee, domweg onaanvaardbaar.”

Lees ook onze voorbeschouwing: Wie maakt de meeste kans op de Libris Literatuurprijs?

Over aangezette contrasten gesproken: het is niet echt een gewone dag uit Henks leven, want zijn hond Schurk blijkt doodziek. Waardoor alles ineens in het licht staat van de dood.

„Precies, wij hebben zelf een hond – en als zoiets gebeurt is je dag echt niet meer normaal. Dat is natuurlijk mijn truc om die thematiek bij Henk boven te halen. Ik schrijf ergens dat de ziekte van Schurk ‘als een sleepnet over de bodem van zijn ziel gaat en al die dingen naar boven haalt die doorgaans op afstand blijven’.”

‘Het hart klopt’, zo begint het boek. Door zoiets te benoemen wordt het precair.

„Dat besef van sterfelijkheid zit in al mijn boeken. Ik ben daar nou eenmaal veel mee bezig, ik heb een scherp oog voor ziekte, verval, slijtage. In mijn eerste boek Onmiddellijke terugkeer naar uw geliefde ging het over iemand die wel een besef van memento mori heeft, maar zich daar niet helemaal raad mee weet en er enigszins door verlamd raakt. Wat dat betreft is deze roman een soort opvolger: Henk slaagt erin te zien hoe hij levenslust kan putten uit zijn besef van sterfelijkheid.”

We interviewden Kollaard in 2015 over Stadium IV: ‘Ik snap wel dat dit boek op de juiste knoppen drukt’

Nog even over die alwetende verteller. Zo’n instantie buiten het personage, die de boel vaderlijk overneemt als hij slaapt, heeft iets goddelijks.

„Daar had ik nog niet bij stilgestaan, maar inderdaad, dat heeft een religieuze connotatie. Ik ben christelijk opgevoed, sinds mijn tienerjaren volledig atheïst, maar ik herinner me wel de geruststelling die uitging van die goede man in de hemel, die zou zorgen dat alles goed kwam. Van het weten dat je gezien wordt, zoals het beroemde einde van De avonden. Dat ontroert zo omdat Frits van Egters zich eindelijk opgemerkt voelt.”

De sporen van die gelovige opvoeding zitten nog in u?

„Zeker. Het geloof was niet heel streng of overheersend, maar we zongen wel psalmen aan tafel, mijn vader las voor uit de Bijbel, we gingen zondags naar de kerk. Mijn ouders zijn op latere leeftijd van hun geloof gevallen, mijn vader schreef er een boekje over: of er goede gronden waren om in God te geloven. Al redenerend kwam hij tot de conclusie: nee, die zijn er niet.

„Ik heb het altijd curieus gevonden dat mijn eerdere boeken goed gerecenseerd zijn in bijvoorbeeld het Nederlands Dagblad. Ze lazen er iets in dat een zekere religiositeit suggereerde. Terwijl ik, net als Henk, echt geloof dat we alleen maar spul zijn, klaar. Met dit boek had die krant trouwens moeite, omdat het zich uiteindelijk beperkt tot ‘het aardse’.”

Lees ook: Dichter Roelof ten Napel gebruikt in zijn poëzie nog de taal van de religie die hij niet meer aanhangt

Henk vindt dat idee dat de mens alléén maar spul is ook moeilijk, kil. Hij wil graag dat er méér is, iets dat zin en betekenis geeft.

„Ja, hij is een post-religieuze man op zoek naar een verhaal dat toch weer zin en betekenis geeft. Dat lijkt me een natuurlijke behoefte: je wilt niet alleen maar dat ellendige ikje zijn, je wilt onderdeel zijn van een groter verhaal. Liefst een waar verhaal, voor zover we kunnen weten wat waar is, natuurlijk.”

Zoekt u daar ook naar?

„Ik vind dat al volop, en op dezelfde manier als Henk. Ik zie hoe mooi het gras is, hoe grappig de hond is, hoe curieus de kippen zich kunnen gedragen. Henk vraagt zich bijvoorbeeld af of zijn hond muziek kan waarderen – hij zoekt iets dat een brug kan slaan tussen hem en die hond. Ook dat is zoeken naar een groter verhaal, naar verbinding. Die ontzettend hard nodig is. Klink ik toch weer als een dominee.”

Henk vindt ook iets groters in literatuur. Literatuur maakt soms zoveel indruk op hem dat hij zich afvraagt of zijn eigen Henkerigheid niet verwatert dankzij sporen van Hamletterigheid of Raskolnikoverigheid.

„Ja, dat zullen alle veellezers herkennen: personages komen voor je tot leven en je voegt hun ervaringen toe aan je eigen ervaringen. Dat vormt je. Nu ga ik weer een beetje pompeus worden, maar literatuur is heel belangrijk voor mij als manier om na te denken, om me te verhouden tot de wereld. Een heel belangrijk deel van het leven is dat je moet ontdekken hoe jij en de wereld nou eigenlijk in elkaar zitten. Een levenstaak, vind ik. Literatuur is heel goed in het stellen van dat soort vragen.”

Sander Kollaard: Uit het leven van een hond. Van Oorschot, 156 blz., 20 euro