Hoofdredacteuren blikken terug. ‘Corona heeft ook ons overspoeld’

Coronajournalistiek Vijf hoofdredacteuren van Nederlandse media blikken terug op hun keuzes voor en tijdens de coronacrisis. „Je moet angst serieus nemen.”

Illustraties Roland Blokhuizen

Onderschatting van het virus was er „per definitie”, zegt Pieter Klok, hoofdredacteur van de Volkskrant. Er werd in zijn kolommen al in januari geschetst dat het Songfestival niet doorging en de straten uitgestorven waren – maar ook dat het mee kan vallen. „Nu was angst achteraf gezien een goede raadgever”, zegt Klok. „Maar sommige mensen voorspellen altijd de ondergang. Hebben de cassandra’s dan gelijk omdat het slechtste scenario uitkomt?”

De dreiging voor andere landen is in januari ‘beperkt’, stelde virologe Marion Koopmans in januari in NRC. Dus ja: als mensen toen al wisten dat Covid-19 Nederland lam ging leggen „was dat tot op zekere hoogte toevallig”, zegt hoofdredacteur René Moerland van NRC. „Toen kon je niet weten dat het heel Europa en de rest van de wereld zou ontwrichten. Wij kunnen onzekerheden niet transformeren in stelligheden, maar wel omzetten in vragen.” Zo bezien vindt hij dat zijn krant in februari de geruststelling van het RIVM „scherper had kunnen bevragen”.

Lees ook deze reconstructie: Hoe Nederland de controle verloor, de corona-uitbraak van dag tot dag

Tot de dag van ‘CORONA IS HIER’ op 28 februari was de berichtgeving „terughoudend”, zegt Paul Jansen van De Telegraaf. „Wij konden net zo goed of slecht inschatten welke kant het opging. Ik heb inmiddels wel geleerd dat het journalistiek gevaarlijk is to cry wolf. Maar ook dat het gevaarlijk is te zeggen: dit is maar een griepje. Je weet het gewoon niet.” De virologen waren verdeeld, „en ik heb ook maar politicologie gestudeerd.”

Hoe blikken nieuwsmakers terug op de journalistieke reflex in de eerste weken voor en na de ‘intelligente lockdown’? In gesprek met de hoofdredacteuren van drie landelijke kranten, die van de belangrijkste actualiteitenrubriek op de publieke zender Nieuwsuur (NPO2) en de best bekeken late talkshow: Op1 (NPO1).

Geen angst

Paul Jansen, hoofdredacteur De Telegraaf

De Wuhan-uitbraak werd mediabreed uitgerold over het Nederlandse publiek. Op zaterdag 1 februari voerde de Volkskrant een voorpagina met China-correspondent Leen Vervaeke, verscholen achter een mondmasker: ‘Acht dagen in een door angst geregeerd Wuhan’. De Telegraaf bracht omineuze verhalen van China-correspondent Cindy Huijgen. De krant interviewde ook viroloog Ab Osterhaus. ‘Pandemie klopt aan de deur’, weet die al.

De ernst was duidelijk, maar het virus nog ver weg. „Het echte verhaal ontbrak. En je maakt tv vanuit urgentie. Maar het had gekund, nog een journalist of viroloog”, zegt Herman Meijer, hoofdredacteur van Op1. Hij vond het wel „spannende tv” toen twee China-correspondenten, die in Wuhan waren geweest, vertelden dat het daar erger is dan werd gedacht. Eerder al was virologe Koopmans te gast. Daarna „werd het heel moeilijk om die mensen van de Westerdam te krijgen”, het cruiseschip dat nergens mocht aanmeren.

Toen China uit beeld raakte (begin februari) was Noord-Italië (eind februari) nog niet in zicht. „Dus wat had je voor item gewild?”, zegt Joost Oranje van Nieuwsuur. „Als we het doen, duiken we er echt in. Als je dat twee of drie keer hebt gedaan eind januari, ligt die lat ook steeds hoger. Want wat voeg je nog toe?”

René Moerland, hoofdredacteur NRC

Er waren wel de verontruste berichten dat dit virus onvoorspelbare trekken had. De Chinese vrouw zonder ziekteverschijnselen die mensen in Beieren besmette, eind januari. Een studie naar presymptomatische verspreiding, een problematische eigenschap van het virus, staat 20 februari op de wetenschapspagina in NRC. Covid-19 stond toen „wel vaak voorin de krant”, zegt Moerland. „Maar niet vaak voorop.”

Kritisch is de NRC-hoofdredacteur over iets anders: „We hebben niet apart gefocust op de organisatie in Nederland. Onze onderwerpen zijn toch vooral bepaald door de vragen over het virus.” Volgens Moerland zit er „een gat tussen de zorgen die wij toen al opschreven en de stelligheid van het RIVM”. Tot diep in februari worden vragen vanuit het rijksinstituut sussend beantwoord. „We hadden niet dat agenderende stuk: is het RIVM te stellig? Terwijl we die vragen wel stelden.”

De besmettingsgraad zou meevallen en de klachten vergelijkbaar met de griep. Het sentiment, deels ingegeven door de voorspelde rampspoed rond de Mexicaanse griep in 2009 die niet kwam, was: ‘rustig aan, media’. Zes op de tien mensen vond dat nog zelfs toen het virus al in Nederland was geconstateerd, peilde Maurice de Hond op 1 maart. Misschien – „een hypothese” – is mediakritiek over uitvergroting van de uitzondering aanwakkeren van angst „toch onder onze huid gaan zitten”, zegt Pieter Klok. Kranten hebben ook een „kalmerende” rol, „maar je moet, heb ik nu geleerd, angst wel serieus nemen. Ik kan wel zeggen: ik ben niet bang voor dat virus, geef mij het maar. Daar spreekt een zekere minachting uit voor het deel van de samenleving dat er wel bang voor is.”

Wat de Volkskrant-hoofdredacteur terug zou willen nemen is de zaterdagvoorpagina vlak na het eerste geconstateerde Covid-19-geval in Nederland. Kop: ‘Angst voor het virus lijkt erger dan het virus zelf’. „Ik wilde te snel duiden, die drang moet je in crisistijd onderdrukken. Er is zoveel onduidelijk en onzeker, je moet niet extrapoleren.” Maar de urgente toon kwam snel daarna. Klok noemt de week voor de lockdown, toen China-correspondent Vervaeke zich op Twitter opwond over de Nederlandse laksheid. Klok vroeg haar om dat te verwoorden in de rubriek ‘Bellen met’. „De best gelezen editie ooit.”

Terwijl de ellende in Italië duidelijk werd, zegt Moerland, „was de Nederlandse inschatting: we gaan Italië achterna maar ‘onze zorg kan dat aan’. Maar onze correspondent waarschuwde: onderschat die zorgstructuur in Noord-Italië niet. Dat zijn alerterende dingen die meekomen in je verslaggeving, zonder dat je daar dan op focust. We hadden geen stuk: ‘Zorgstructuur Lombardije beter dan in Nederland’.”

Joost Oranje, hoofdredacteur Nieuwsuur

Groepsimmuniteit

Op de dag dat premier Mark Rutte de term ‘groepsimmuniteit’ bij de crisisbestrijding introduceert in een massaal bekeken toespraak op 16 maart, was er op de Nieuwsuur-redactie volgens Joost Oranje al een analyse gemaakt van de bevindingen van het Britse Imperial College. Berekeningen over het aantal doden die een strategie van herd immunity in het Verenigd Koninkrijk zou opleveren, bleken huiveringwekkend.

Die avond vertelde Jaap van Dissel (RIVM) in de studio over het „gecontroleerd rondgaan” van het virus. De volgende dag vertaalde Nieuwsuur de Imperial College-studie naar de Nederlandse situatie en kwam tot sterftecijfers van 40.000 tot 80.000. Die werden volgens Oranje doorgenomen met het RIVM. Virologe Koopmans, lid van het Outbreak Management Team (OMT), noemde ze in de uitzending reëel.

Toen Van Dissel de uitleg van groepsimmuniteit daarna een ‘frame’ noemde tijdens een technische briefing in het parlement, „werkte dat wel katalyserend in onze journalistieke argwaan”, zegt Oranje. „We kunnen vaststellen dat het ons allemaal overspoeld heeft. Maar waar ik tevreden over ben is dat we vrij snel energie in dat eigen onderzoek hebben gestoken.” Nieuwsuur dook toen in twee dossiers: het testbeleid en de besluitvorming in en rond het OMT.

Het commentaar van De Telegraaf was stevig, een paar dagen na Ruttes speech waarin werd opgeroepen te vertrouwen op experts als Van Dissel van het RIVM. Onder de kop ‘Van het RIVM mag beter worden verwacht’, werd Van Dissels ‘frame’-opmerking rond groepsimmuniteit gekraakt en de sussende toon van het instituut in februari. Jansen zegt dat De Telegraaf vanuit kabinetskringen het verzoek kreeg het RIVM ‘een beetje heel’ te laten. „Maar je moet blijven bevragen: is de koers juist? Dus niet dat je het RIVM maar volgt en verder geen andere geluiden brengt.” Een aantal keer gaf De Telegraaf critici als eerste een landelijk podium, voor ze ook elders opdoken.

Jansen merkte na de speech van Rutte, op 16 maart, „een soort bewondering in het land”. „En dat mogen journalisten privé ook wel hebben. Het gaat er ook niet om dat je er met gestrekt been in moet, maar ik had achteraf gezien de redactie er meer op moeten wijzen te blijven onderzoeken. Want het kabinet kan goed zijn in crisiscommunicatie, het crisismanagement is niet zo sterk. Daar had ik wel scherpere verhalen over willen brengen.”

Ook De Telegraaf kreeg signalen van bedrijven die zeiden dat de tekorten in testcapaciteit niet zo waren als de overheid stelde. Jansen: „Maar een melding alleen is niet genoeg. Je moet dat uitzoeken, checken, bij de overheid vragen. Daar gaat dan de deur dicht. Toch moet je zo’n verhaal rond zien te krijgen. We weten nu: er was veel meer capaciteit.” Dat onthulde Nieuwsuur deze maand.

Pieter Klok, hoofdredacteur de Volkskrant

Opvallend was dat Klok bij Radio 1 in Spraakmakers op 19 maart zei dat „we als land één lijn moeten trekken”. Dat was ‘een maatschappelijke opvatting, geen journalistieke’, legt hij uit. Wel kan de krant ook de functie hebben van „begrip aanwakkeren, in plaats van verontwaardiging”. Klok: „Natuurlijk volgen wij het RIVM kritisch. Maar het is gezond dat de samenleving experts heeft die het kabinet adviseren. Die mag je bekritiseren, maar niet ondermijnen. Dus je moet niet doen alsof elk advies van buiten evenveel waard is als dat van het RIVM.”

Aanleiding voor Kloks woorden was zijn ergernis over Op1, waar Ab Osterhaus had opgeroepen de lockdown met straffe hand te handhaven. Klok vindt dat zulke opmerkingen buiten Osterhaus’ domein liggen en weerwoord behoeften, gezien het nerveuzer wordende klimaat toen over tekortschietende overheidsmaatregelen. „Je moet ook kijken: is dit niet een te grote inbreuk op grondrechten. Daar kan je een heel intelligent debat over voeren, maar niet alleen met Osterhaus.”

Herman Meijer is juist trots dat Op1 deze „becommentariërende viroloog” zo vaak aan tafel had. „Osterhaus heeft toch een paar keer vooruitgelopen: met meer testen, meer dit, meer dat. Dat is ook de taak, voor ons, dat je meedenkt met wat iedereen denkt en daar het commentaar en verhaal bij zoekt.” Een andere terugkerende expert was arts-viroloog Anne Wensing, maar ook meerdere leden van het Outbreak Management Team schoven aan. „Soms is het voor het debat beter om Osterhaus in te zetten, of Wensing. Een andere keer wil je weten hoe bij het OMT wordt gedacht.”

Jaap van Dissel, directeur Centrum Infectieziektebestrijding (RIVM)

Mening die er toe doet

In de coronacrisis schaalde ook Op1 op: van vijf naar zeven uitzendingen. En tien minuten langer, elke avond. Meijer: „Dan wordt de waaier van gasten vanzelf groter.” Lastig tijdens de lockdown was dat mensen soms niet durfden te komen, of „niet mochten van hun dochter”. Meijers definitie van een relevant geluid aan de talkshowtafel is: „Een mening die ertoe doet over een debat dat op dat moment speelt.” Maar in crisistijd komt daar wel iets bij. „Bij elk gesprek raak je mensen. Dus je moet het wel doen met gevoel voor wat kan, in verhouding.”

Na wekenlang met name experts aan tafel, was er op 3 april weer de Bekende Nederlander. „Jort Kelder toonde juist moed door te komen”, zegt Meijer. Tegen Omrop Fryslân had de presentator en oud-hoofdredacteur van Quote gezegd dat de economie instort omdat „we 80-plussers aan het redden zijn die te dik zijn of gerookt hebben”. De kritiek vooraf op met name Twitter was fors: Op1 zou oogsten op de controverse die Kelder zaaide. „Absoluut niet waar”, zegt Meijer. „Het is makkelijk, lui denken van die mensen. Mensen die ons cynisch vonden, die vind ik juist cynisch. Jort heeft een mening die hij weliswaar pregnant verwoordt, maar door veel mensen gedeeld werd.” De discussie over het openen van de economie werd zo aangezwengeld, vindt Meijer. „Daar ben je wel voor als programma. Zonder dat je mensen wil beledigen.”

Critici van het overheidsbeleid waren veelkleurig, maar de verleiding om complotdenkers aan tafel te zetten heeft Op1 weerstaan. „Dat gaat niet op live tv. Dan sta je niet meer in voor het zuiverheidsgehalte”, zegt Meijer. „Je bedrijft je programma ook vanuit waardering voor iedereen die zijn stinkende best doet om het land zo goed mogelijk te besturen. Dat is misschien gevaarlijk, journalistiek, maar dat speelt wel mee.”

‘Schrijf het op’

Na de eerste schok van de crisis wordt er begin april uitgezoomd. NRC schetste de consensus onder modelleurs over de langjarige gevolgen van corona. De Volkskrant reconstrueerde de crisisvoorbereiding in de ‘verloren maand’ februari, terwijl auteur Kustaw Bessems in een essay zijn knagende twijfel aan de Nederlandse aanpak beschreef. De stromingen ter redactie zijn divers, wil Klok maar zeggen. „Hij voelde dat al heel lang, dus zei ik: schrijf het op.”

Voor media werd het „wel ingewikkeld”, zegt Jansen. „Terwijl je op hoofdlijnen alles verslagen hebt, is het land nog wel in de ban van het virus. De unieke verhalen waren er niet elke dag. Niet bij ons, ook niet bij anderen. Na een tijdje kwam de creativiteit, zijn we ook gaan graven en hadden we nieuwe invalshoeken.” Het leed in de verpleeghuizen, de mokerslagen in de MKB-sector. Maar ook de arts die met hydrochloroquine en zink tien patiënten hielp. Jansen: „Daarmee zeg je niet: je moet dat gebruiken. Maar het is een interessant, ander geluid.”

Terugkijkend vindt Oranje van Nieuwsuur dat de situatie in verpleeghuizen te lang onderbelicht is gebleven. „Achteraf gezien hebben we erg vanuit de ziekenhuizen gekeken. We hadden de verpleeghuizen op het netvlies moeten hebben. Ook de journalistieke vragen vragen daarachter: hoe zit het met de beschermingsmiddelen, hoe zit het met regelgeving die daar wordt uitgevaardigd, klopt die eigenlijk wel? Dat voltrok zich gewoon in de nabijheid van ouders, opa’s en oma’s.”

Met de kennis van nu, woekerde in februari Covid-19 al volop in Nederland. Had de journalistiek erger kunnen voorkomen? „Journalistiek moet je niet onderschatten”, zegt Moerland. „Maar ook niet overschatten. Als je goede vragen stelt, veel verschillende deskundigen aan het woord laat en doorvraagt, worden beslissingen beter. Maar het blijft het domein van kritisch bevragen. Niet van macht.”

Laat de journalistiek zich niet aanpraten dat de crisis te voorzien was, zegt Oranje. „Het zou bizar zijn dat iedereen verrast was, behalve wij. We zijn onderdeel van het systeem. Maar dat is wel het spanningsveld: we moeten als journalistiek er net een stapje buitenstaan en vragen stellen. Ook als mensen zeggen: even de brandweer niet storen als die aan het blussen is. Zelfs dan. Op het irritante af.”

Correctie (23 juni 2020): In een eerdere versie was sprake van betrokkenheid van arts-viroloog Anne Wensing bij het Outbreak Management Team. Dat klopt niet. Ook is Op1 niet de best bekeken talkshow, maar de best bekeken late talkshow.