Foto Daniëlle Moelker

Het engelengeduld van de hobbyist

Daniëlle Moelker fotografeerde de toewijding van mensen met een hobby. „Vaak hadden ze niet eens meer in de gaten dat ik er was.”

Deze mensen hebben niet zozeer hobby’s, ze hebben passies. Hier leven ze voor. In hun hobbykamer, gebogen over een de werktafel, priegelen ze met engelengeduld aan een kersttruitje voor een muis in het muizenhuis, of aan het stuur van een modelauto. Ze zijn gewend om thuis te zitten en zichzelf te vermaken; de coronacrisis zal ze minder hard raken dan mensen die het liefst sporten of uitgaan.

Voor Project Passie fotografeerde Daniëlle Moelker (1975) mensen met een hobby. „Ik kan me heel goed voorstellen dat je je daarin verliest, dat je tijd en ruimte vergeet. Vaak hadden ze niet eens meer in de gaten dat ik er was.”

Wat haar opviel: hobbyisten zijn doorgaans boven de zestig. Jongeren knutselen niet meer, stellen ze. Die hebben het geduld niet; ze hebben ander vermaak.

De gemiddelde Nederlander besteedt 14 uur per week aan zijn hobby, uitstapjes en uitrusten, 8 uur aan vrienden en familie en 20 uur aan mediagebruik. Moelker: „Deze mannen en vrouwen maken zich zorgen dat hun hobby zal uitsterven.”

Je verliezen in een passie. Zelf heeft Moelker dat met foto’s. Ze is freelance beeldredacteur. Foto’s maken was lange tijd haar hobby, tot ze besloot er haar werk van te maken, en er een opleiding voor te volgen. Project Passie is haar afstudeerproject voor de Fotovakschool.

Florentine met haar poppenhuizen. Foto Daniëlle Moelker

‘Met kerst krijgen de muizenhuismuizen kersttruitjes’

- Florentine

Het grote muizenhuis van Florentine (66) te Klundert staat voor het raam, zodat kinderen erin kunnen kijken. Ze geeft de muizen en hun huis steeds een ander aanzien. Met kerst krijgen ze kersttruitjes. „Ik heb ook een deftige kamer, met een muis met een parelketting.”

Ze maakt ook tafereeltjes en miniatuurwinkeltjes: een koek&zopie, een stoffenwinkel. „Nu werk ik aan de slagerij waar mijn dochter werkt.” Ze maakt ze van hergebruikt materiaal: theedoosjes, houten roerstaafjes. „Als ik een verpakking zie, denk ik: wat kan ik ervan maken?”

Ze pikte haar hobby op in Rockford, Illinois (VS), waar ze een paar jaar woonde omdat haar man daar ging werken. „Ik had veel last van heimwee. Toen heb ik een hond genomen, dat hielp.” Vijf jaar geleden kocht ze een poppenhuis. „Dan raak je besmet.”

Carel met zijn Honda brommer. Foto Daniëlle Moelker

‘hij heeft een mooie, lage brom’

- Carel

Eigenlijk hoeft je er zelden aan te sleutelen, zegt Carel (69) uit Leusden. Want zijn Honda SS50 uit 1976 rijdt altijd. In tegenstelling tot de meeste brommers heeft deze een viertaktmotor: lekker stevig, betrouwbaar, zuinig. En hij heeft een mooie, lage brom. „In de winter spuit ik hem in de vaseline en in de lente pak ik hem weer uit.” Op de foto vervangt hij het achterspatbord. De brug heeft hij zelf gebouwd.

De gepensioneerde aggregaatmonteur kocht vijftien jaar geleden een Honda SS50 voor zijn zestienjarige zoon. „Na het opknappen hadden we twee bakken onderdelen over, dus besloot ik er zelf ook een te kopen. Elke eerste zondag van de maand maakt hij een rit vanaf het Domplein met de leden van de Hondaverenging. „Meestal zijn we met dertig, veertig man, maar ik heb er ook wel eens alleen gestaan.”

Ewout met zijn modeltreinen. Foto Daniëlle Moelker

‘toen had een trein nog aanzien’

- Ewout

In de modeltreinenwereld heb je eigenlijk drie soorten mensen, zegt Ewout (24): de bouwers, de rijders en de dromers. De laatste bouwen idyllische landschappen rondom hun spoorbaan. De rijders willen hun treinen vooral laten rijden. En de bouwers willen ze zelf bouwen. Ewout is een bouwer de luxe. Hij ontwerpt bouwpakketten voor anderen – messing modellen van Nederlandse treinen uit 1839-1914, de gloriejaren van de spoorwegen. „Wij noemen dat Periode Eén. De trein had nog aanzien, het mocht wat kosten.”

De passie voor modeltreinen heeft hij van zijn opa en zijn vader. „Op mijn tiende kreeg ik mijn eerste setje.” Een bouwset van een locomotief kost 300 euro, hij heeft er zo’n vijftig staan. Ewout, hij werkt bij het ministerie van Economische Zaken, kan hier niet van leven: „Dit is zo’n specifieke markt, je hebt alleen zolderkamerondernemertjes zoals ik.”

Bep met haar gehaakte knuffels Foto Daniëlle Moelker

‘Haken kan ook tijdens het tv-kijken’

- Bep

Normaal staat Bep (69) met haar gehaakte knuffels op rommelmarkten, kerstmarkten, zomermarkten. „Maar dat ligt nu allemaal stil.” Dus heeft ze thuis vijf bananendozen vol knuffels staan.

Bep werkte vroeger op kantoor, bij een sanitair bedrijf. Ze haakt knuffels, beren, eenhoorns, lange lijzen. En kerstballen met oortjes en leuke oogjes. Het leuke van haken vindt ze dat je het ook kunt doen tijdens het koffiedrinken of tv-kijken. „Geen spannende thrillers, hoor. Dan ben ik de draad kwijt.” Heeft ze een favoriete knuffel? „Mijn laatste knuffel is me het liefst.”

Hans met zijn modelauto’s. Foto Daniëlle Moelker

‘Zelf ga ik altijd met de fiets’

- Hans

Hans (75) zaagt bouwpakketten van auto’s uit elkaar, om ze naar zijn hand te zetten. Omdat de fabrikant een fout heeft gemaakt – „dan staat het stuur bijvoorbeeld niet goed”- of omdat hij een model wil hebben dat niet in de handel is.

De meubelmaker – hij repareert meubels van een studentensociëteit – bouwde in bijna zeven decennia zo’n vijfduizend auto’s. Hij is vooral geïnteresseerd in de autogeschiedenis. „Zo heb je de Duesenberg, een Amerikaanse auto uit de jaren twintig, dertig. Daar zijn er maar vijfhonderd van gemaakt. De duurste auto ooit. Een Duesenberg kostte toen zo’n twintigduizend dollar.” Omgerekend zo’n drie ton nu.

Zelf heeft hij geen auto. „Ik heb ooit wel eens een eendje gehad, maar nu doe ik alles met de fiets en de trein.” Zijn flat begint een beetje vol te raken, want Hans heeft ook nog vijfduizend elpees, van Bach tot Zappa. Maar het gaat nog, hij is een man alleen. „Ik ben dertig jaar geleden gescheiden. Dat kwam trouwens niet door mijn hobby’s. Dat was iets anders.”

Marleen met haar beren. Foto Daniëlle Moelker

‘Te herkennen aan de grote neuzen’

- Marleen

„Iedere berenmaker heeft zijn eigen signatuur”, zegt Marleen (38). Haar beren zijn te herkennen aan de grote neuzen en enorme voeten. Ze heeft er zo’n vijfhonderd gemaakt. Iedere beer krijgt zijn eigen uiterlijk en eigen naam: Sporty, Sproet, Big A. „Dat betekent grote jongen.” Ze houdt van steam punk: een retro-futuristische stijl die verwijst naar 19de-eeuwse scifi à la Jules Verne. Dat komt ook terug in haar beren en berenhoedjes.

Marleen werkt op de markt, achter de groente, en in een knutselwinkel. Haar roze kuif? „Ja, altijd roze en altijd omhoog. Ik heb een tweelingzus en we moesten altijd hetzelfde aan. Dus wil ik graag opvallend anders zijn. Altijd roze en altijd omhoog. In de berenwereld ben ik een van de jongsten.”

Conny en Peter met hun vrachtwagen miniaturen. Foto Daniëlle Moelker

‘Niet kletsen ondertussen, dan raak je afgeleid’

- Conny

De meeste knutselaars werken alleen, maar Conny (53) en Peter (50) doen het samen. Zij aan zij zitten ze ’s avonds te werken aan de huiskamertafel. „Meestal in stilte”, zegt Conny, „Als je kletst, raak je afgeleid.” Ze maken metalen modellen van vrachtwagens, Nederlandse (DAF) en Zweedse (Volvo, Scania). Conny, ze werkte bij een bouwmarkt, bouwt het liefst klassieke modellen, „die met de neusjes”.

Peter, voormalig vrachtwagenchauffeur, doet het al veertig jaar, hij heeft het van zijn vader. Conny doet de laatste jaren mee. Ze verzamelen ook modelvrachtauto’s. Ooit hadden ze er 1.000 , nu nog 150. Zeker de helft is van eigen hand. Ze hebben ook twee honden, drie dwergpapegaaien en een konijn.

Kees met zijn bonsai bomen. Foto Daniëlle Moelker

‘Zo’n dikke boom in zo’n klein schaaltje’

- Kees

Nee, het zijn geen speciale Japanse bomen, legt Kees (69) uit. Het zijn gewone bomen die klein worden gehouden door de wortels en de takken op een bepaalde manier te snoeien. De penwortels moeten eraf, de haarwortels moeten blijven. Verder gebruikt Kees speciale aarde, acadama, en speciale kunstmest.

De gepensioneerde verpleegkundig specialist heeft vooral lariksen, jeneverbessen en taxussen. Een appelboom met piepkleine rode appeltjes. Waar het om gaat bij bonzaibomen? „Dat hij de uitstraling heeft van een hele oude boom. Dat je denkt: hoe bestaat het, zo’n dikke boom in zo’n klein schaaltje?” Ja, dat heeft hij zelf na dertig jaar kweken nog steeds: „Anders zou de hobby doodbloeden.”