Hoe Roemenen onder barre omstandigheden werken in Nederlandse slachthuizen

Vleesbedrijven Roemenen die in de slachthuizen werken, leiden een bestaan van onbetaalde overuren, slechte huisvesting en een verstikkende angstcultuur. „We voelen ons behandeld als moderne slaven.”

In de slachterijen staan medewerkers pal naast elkaar en is het nooit warmer dan 7 graden. Een aantal Roemeense werknemers is mogelijk door hun uitzendbureau onder druk gezet om door te werken.
In de slachterijen staan medewerkers pal naast elkaar en is het nooit warmer dan 7 graden. Een aantal Roemeense werknemers is mogelijk door hun uitzendbureau onder druk gezet om door te werken. Foto Maikel Samuels/HH

De coronaregels? Daar houden de werknemers van vleesverwerker Vion zich niet altijd aan. Want ondanks de maatregelen die worden genomen, is in de vleesbedrijven besmetting altijd dichtbij, zo vertelt een 31-jarige Roemeense arbeidsmigrant die in de vestiging van het vleesbedrijf in Scherpenzeel werkt. Daar raakten in mei 25 werknemers besmet met het virus. Hij wil niet met zijn naam in de krant, omdat hij denkt dat hij dan zijn baan verliest.

De werknemers houden zich niet aan de regel van anderhalve meter afstand, zegt hij. Ze wonen vaak met vieren op een kamer en gaan met meerdere mensen tegelijk naar het werk. Zijn directe collega zit nu in quarantaine omdat zijn huisgenoot corona zou hebben. En hij werkt door. „Ik ben in Nederland voor het geld. En dat verdien ik hiermee.”

De 25 besmettingen in Scherpenzeel begin mei waren voor de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) aanleiding onderzoek in te stellen, zo zegt een woordvoerder. Uit gesprekken met Roemeense arbeidsmigranten in die regio bleek dat er mogelijk een aantal van hen door hun uitzendbureau onder druk is gezet om door te werken. De inspectie gaat dat onderzoeken. Toen bij een ander slachthuis van vleesgigant Vion in Groenlo ruim een vijfde van de ruim zeshonderd medewerkers besmet bleek, ging dat dicht. Woensdag werd een vestiging van Vion in Apeldoorn gesloten, nadat volgens de politie bleek dat het vervoer naar het bedrijf niet veilig was.

Haarnetjes, laarzen en een wit schort

Volgens een woordvoerder van vleesbedrijf Vion is nooit bewezen dat het aan de slachterijen ligt dat er mensen besmet raken. Er is steeds gewerkt volgens de richtlijnen van RIVM en GGD. Daarnaast is er volgens Vion sinds maandag een speciaal intern team, dat zich richt op de leefsituatie van flexibele werknemers.

Lees ook: Hoe Oost-Europese migranten worden uitgebuit in Nederland

Nederlands vlees wordt veelal gesneden door mannen en vrouwen die het Nederlands niet machtig zijn. Elke ochtend staan ze om half vijf in de rij om in te klokken bij de slachterijen. De haarnetjes gaan op, laarzen aan en met een wit schort gaan ze achter de lopende band staan. Als een machine verwerken de arbeidsmigranten het vlees. Pal naast elkaar, in een grote hal, waar het nooit warmer wordt dan zeven graden.

De afgelopen maanden sprak NRC met zeven Roemeense arbeidsmigranten die in de vleessector werken of werkten en acht mensen van betrokken organisaties. De arbeidsmigranten willen niet met hun achternaam in de krant, uit schaamte of omdat ze bang zijn hun baan te verliezen. Ze vertellen een gelijkluidend verhaal: ze kwamen naar Nederland met mooie beloftes over hoge salarissen en goede huisvesting. Eenmaal hier tekenden ze Nederlandse contracten, die ze niet begrepen en werkten ze in de slachthuizen meer uren dan waarvoor ze worden uitbetaald. En zeggen ze er iets van, dan is er de volgende dag geen werk meer voor ze. Dan staan ze vaak ook op straat.

In die vleessector, goed voor een jaaromzet van 10 miljard euro, werken dagelijks zo’n 12.000 mensen. Zo’n 80 procent is arbeidsmigrant.

Onder de naar schatting 400.000 arbeidsmigranten in Nederland zijn de Roemenen de snelst groeiende groep. Vorig jaar werkten er volgens de Roemeense ambassade naar schatting 80.000 Roemenen in Nederland.

Hulporganisaties zien dat Polen worden vervangen door Roemenen, omdat Poolse werknemers inmiddels beter opkomen voor hun rechten. Larisa Melinceanu, van Stichting Barka, die Oost-Europeanen helpt die in de problemen zitten: „Polen weten beter hoe het werkt, dus zoeken Nederlandse uitzendbureaus een nieuwe kwetsbare groep om uit te buiten: de Roemenen.”

Die groei ging gepaard met een toename van klachten over arbeidsomstandigheden. Tussen 2015 en 2018 kwamen 94 klachten van Roemeense arbeidsmigranten binnen bij FairWork, een ngo die arbeidsmigranten adviseert over hun rechten. Vorig jaar alleen waren het er 82.

Varkensoren

De 38-jarige Viorel heeft een vrouw en drie kinderen in Sighetu Marmatiei, een Roemeens stadje tegen de Oekraïense grens aan. Hij had geen baan en toen een vriend zei dat er in Nederland veel geld te verdienen is, vertrok hij. Via een uitzendbureau kwam hij terecht in een huis met andere Roemeense werknemers, en voor hij het wist stond hij in de fabriek van Van Rooi Meat in Helmond.

Zijn specialiteit zijn de oren. Met zijn linkerhand pakt hij de varkenskop en met zijn rechterhand haalt hij met een speciaal elektrisch mesje een deel van de oren af. En dat zo’n zeven keer per minuut, honderden bewegingen per uur, duizenden oren per dag. Na een week gaat het mis. Een collega wilde snijden, maar maakt een fout. „Hij sneed zo in mijn hand, het bloedde enorm.” Een zorgverzekering had hij niet, iemand van het uitzendbureau rekende cash af in het ziekenhuis, zegt hij. Kort daarna werd hij opgebeld: werken. Hij weigerde vanwege de vier hechtingen in zijn hand. „Ik kon meteen vertrekken, zeiden ze.”

Mark van Rooi, directeur van Van Rooi Meat, zegt dat er vorig jaar inderdaad iemand in zijn hand is gesneden. Deze persoon heeft na het incident nog gewerkt, zegt Van Rooi, en is daarna zelf weggebleven. Volgens hem is er uiteindelijk 200 euro betaald voor tien dagen werk, omdat de werknemer zijn handschoenen niet had teruggebracht en omdat er nog huur en borg op het salaris in mindering is gebracht. Het gebeurt volgens de directeur wel vaker dat er cash wordt betaald bij een medische calamiteit, omdat arbeidsmigranten soms al voor zijn bedrijf werken terwijl de aanvraag voor de zorgverzekering nog loopt.

De Roemeense arbeidsmigranten komen uit plaatsen als Giurgiu, Mironeasa of Sighetu Marmatiei. Kleine plaatsjes, waar zo’n 600 euro per maand het maximale salaris is. Maar er is altijd wel een kennis die op Facebook zijn leven in het beloofde land heeft beschreven. Of iemand die terugkomt en de mooiste verhalen heeft. Ga naar Nederland, wordt er dan gezegd. Daar krijg je een huis, en verdien je wel 1.500 euro in de maand.

Voor bijna alle arbeidsmigranten die NRC sprak, begint de zoektocht naar een baan in Nederland op olx.ro – de Roemeense Marktplaats waar ook vacatures in het buitenland worden aangeboden. Via Roemeense tussenpersonen komen ze bij uitzendbureaus in Nederland terecht. Voor de reis, per bus of busje, betalen ze zo’n 150 euro per persoon. Eenmaal in Nederland tekenen ze meteen een contract bij een uitzendbureau, vrijwel altijd in het Nederlands, een taal die ze niet machtig zijn. Dat mag niet, volgens de cao van uitzendkrachten.

Werken voor je dochter

De dochter van de 44-jarige Gheorghe en de 49-jarige Gabriela uit Boekarest stond hoog op de selectielijst voor een studie communicatie. Maar daarvoor was geld nodig. En de 500 tot 600 euro die Gheorghe met beveiligingswerk en Gabriela met het schrijven voor stukjes in de krant samen verdienden was daarvoor niet genoeg. „Toen we vertrokken, zat ze nog op de middelbare school”, zegt Gabriela. „Een studie is voor haar de enige kans in Roemenië om iets van het leven te maken.”

Dus keken Gheorghe en Gabriela op olx.ro. Ze belandden via Tsjechië in Nederland. Ze reageerden op een advertentie voor Engelssprekende inpakkers in de vleesindustrie, voor negen euro per uur. Er zou een prachtige accommodatie zijn”, herinnert Gabriela zich. „Met internet, televisie en erg netjes allemaal.”

De realiteit is anders. Via een uitzendbureau worden ze in verschillende vleesverwerkingsfabrieken aan het werk gezet. Hun eerste woning is een voormalige varkensstal in het Brabantse Erp, waarvandaan de winkel twee en een halve kilometer lopen is. Ze hebben geen auto of fiets. Gabriela vertelt dat ze de meeste dagen tien tot twaalf uur werken, in de vrieskou, tussen het vlees. Ze worden van het ene bedrijf naar het andere gestuurd.

Bij het derde vleesverwerkingsbedrijf in drie maanden hebben ze mazzel met het werk: Gheorghe maakt de vleesboxen schoon en Gabriela moest de uniformen naar de waskamer brengen. Elke dag vanaf half zes in de ochtend, „tot half zes en soms tot acht uur ’s avonds”, zegt Gabriela. „We waren pas klaar als het werk klaar was.” Totdat ze op een dag niet meer nodig waren „Op 17 november vorig jaar, om half zes in de ochtend deed mijn chip het niet meer bij het inklokken.” Het werk was gedaan. Ze wachtten een week, maar hoorden niets meer van het uitzendbureau. Uit hun eigen urenregistratie en bankrekeningen, ingezien door NRC, blijkt dat ze een kleine 2.000 euro per maand hadden moeten verdienen, in werkelijkheid was dit ongeveer de helft. „We voelen ons behandeld als moderne slaven”, zegt Gabriela.

Wat veel arbeidsmigranten kwetsbaar maakt is dat hun huisvesting wordt geregeld door hetzelfde uitzendbureau dat hen aan het werk zet. Dus als ze hun baan kwijtraken, verliezen ze ook hun huis. Bovendien blijkt de beloofde nette woning met alle voorzieningen, meestal een gedeeld huis met andere arbeidsmigranten. Hoeveel mensen er wonen, hoe schoon het is en waar het is, daarover hebben de arbeidsmigranten niets te zeggen. Sterker nog, verplichte verhuizingen zijn gebruikelijk.

Cosmin (27) komt in december aan in een huis in Lekkerkerk. Hij laat met filmpjes zien dat de bedden vol zitten met bedwantsen, hij heeft over zijn hele lichaam bulten. De eerste twee weken wordt hij niet ingezet in een fabriek, waardoor hij ook niets verdient. Later gaat hij via een uitzendbureau aan de slag bij vleesverwerkingsbedrijf Westfort. Als hij zich ziek meldt, hoort hij van zijn collega’s dat er op het werk is gezegd dat hij ontslagen is. Hij moet twee dagen later zijn woning uit zijn. Via Facebook vraagt hij om hulp, waarna een oude vriend hem onderdak verleent. Een woordvoerder van Westfort stelt dat niet bekend is dat er iemand met de naam Cosmin is ontslagen. Wel heeft er iemand gewerkt die niet meer op is komen dagen, aldus de woordvoerder.

Opvallend is dat veel Roemeense arbeidsmigranten bang zijn voor hun werkgever. Als ze klagen, worden ze ontslagen, dus zeuren ze zo min mogelijk. De schuld van de slechte arbeidsomstandigheden ligt volgens alle arbeidsmigranten die NRC sprak bij de uitzendbureaus. „Wettelijk gezien zijn de uitzendbureaus ook verantwoordelijk”, zegt Helena Kosec van FairWork. „Maar ik kan me niet voorstellen dat de vleesbedrijven niet op de hoogte zijn van de misstanden, er moet bij hen ook een belletje gaan rinkelen als er steeds weer een nieuwe groep Roemenen hun vlees komt snijden.”

Wie verantwoordelijk is, is onduidelijk. De uitzendbureaus wijzen naar de slachterijen en de slachterijen naar de uitzendbureaus. „Bovendien is er nauwelijks toezicht en handhaving op een groot aantal bedrijven en uitzendbureaus”, zegt Eefje de Volder, mensenhandelexpert bij CoMensha, landelijk coördinatiecentrum tegen mensenhandel. De verantwoordelijke Inspectie SZW houdt maar geringe controles, blijkt uit vragen van NRC. In het begin van de coronacrisis waren de controles louter telefonisch.

Lees ook: ‘Ik dacht dit is niet echt, dit gebeurt toch niet in Nederland?’

Datzelfde virus zorgt er nu voor dat sommige arbeidsmigranten hun baan verliezen, omdat er minder geproduceerd wordt. Remus (35) kreeg vorige week vrijdag te horen dat hij niet meer terug hoefde te komen bij een pluimveeslachterij in het Overijsselse Goor, omdat er minder werk zou zijn. Hij maakt zich ernstig zorgen: hij heeft geen geld en kan dus ook niet terug naar Roemenië.

Dinu (40) is inmiddels terug in zijn vaderland, nadat hij door de coronacrisis weg moest uit zijn huis in Nijkerk. Hij zit nu verplicht twee weken in quarantaine en wil daarna zo snel mogelijk weer naar Nederland. Zijn moeder heeft hij niets verteld over de slechte omstandigheden, de tegenvallers. Net als veel Roemenen houdt hij het beeld van een succesvol buitenlands avontuur in stand. „Ik ben er niet trots op dat ik terug ben in mijn land, en ik wil mijn moeder niet van streek maken. Dus als het kan ga ik weer terug, naar Nederland.”

Tips? Onderzoek@nrc.nl