Even na zeven uur ’s ochtends is de piazza Santa Maria in Trastevere nog doodstil. Je kan het ruisen van de fontein horen, het gekrijs van de meeuwen en het gerommel van de krantenman die net zijn kiosk heeft geopend, in een hoek van het plein. Er loopt nog één andere man, sokken in sandalen, windjack. Hij kijkt even of een ouderwets antwoordapparaat dat op de trappen van de fontein is achtergebleven iets voor hem is (neen), spoelt zijn handen in het bassin en gaat dan staan wachten.
Mateusz heet hij. Geen achternaam. Ruim twintig jaar geleden vanuit Polen naar Rome gekomen, toen zijn landgenoot Johannes Paulus II nog paus was. Jarenlang gebuffeld als metselaar, en zo kon hij zich redden. Maar nu, ineens, heeft hij geen werk meer. Door het coronavirus is veel stil komen te liggen. Hij deelt nog wel met een paar landgenoten een appartementje, maar hij heeft geen geld om eten te kopen. Honger? Hij knikt even, maar stapt dan snel over op zijn knieën die het niet goed meer doen.
Langzaamaan komen er meer mannen. Eerst allemaal oudere Polen: een timmerman, nog een metselaar, een man die niet meer kan werken omdat hij een hartoperatie heeft gehad. Dan een Algerijn, die 25 jaar geleden naar Italië kwam om op het land te werken, maar die nu nergens meer nodig is. En Raman, een wat jongere Indiër die al jarenlang een paar maanden per jaar in Italië komt afwassen en nu al twee maanden niets verdient. Hij is de enige die tijdens het wachten op zijn telefoon kijkt.
Als de kerkklok half acht slaat, zeven zware slagen en twee hogere, staat er bij het hoge hek voor de kerk een lange rij. Een dertigtal mannen en één vrouw. Iedereen houdt afstand. Mateusz staat vooraan, en als het hek opengaat hij is de eerste die dankbaar een plastic zak met eten aanpakt. Hij loopt een stukje verder, maar blijft in de buurt, want even later komt de koffie.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data58293558-9f7523.jpg|https://images.nrc.nl/062avhwR1RSl7O5V0fskMALD_OY=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data58293558-9f7523.jpg|https://images.nrc.nl/TgNUnABNlXIc-KlBw3uzbl7Q8Qk=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data58293558-9f7523.jpg)
Foto Remo Casilli/Reuters
Ontbijtpakketjes
Op maandag, woensdag en vrijdag deelt de katholieke hulporganisatie Sant’Egidio hier in samenwerking met de parochie ontbijtpakketjes uit, ruim een uur lang. Normaal komen hier zo’n honderd mensen op af, maar deze ochtend zal het totaal uitkomen op 170. „De afgelopen twee maanden hebben we een sterke stijging gezien van het aantal mensen dat onze hulp zoekt”, zegt Zeger Polhuijs, een Nederlandse seminarist die voor priester studeert bij Sant’Egidio. „Mensen hebben echt honger.”
Hij vertelt dat hier in het centrum van Rome veel mensen zich normaal konden redden omdat ze af en toe iets te eten kregen van een pizzeria of een bar. Die waren allemaal dicht en zijn nu mondjesmaat open. „Het is echt overleven voor hen.”
In de buitenwijken van Rome zie je de effecten van het coronavirus op een andere manier, vertelt Polhuijs. Daar hebben steeds meer mensen geen geld om nog eten te kopen, omdat ze hun, al dan niet zwarte, werk zijn kwijtgeraakt – en de financiële bijstand die de overheid in maart heeft beloofd, is bij honderdduizenden mensen nog niet binnen. Sant’Egidio heeft zijn distributiepunten daar de afgelopen weken sterk opgeschaald. De katholieke hulporganisatie Caritas schat dat het aantal mensen dat in armoede leeft, vóór de crisis ongeveer vijf miljoen, nu is verdubbeld. Dat komt neer op één op de zes Italianen. Eind april schatte boerenorganisatie Coldiretti op basis van gegevens van voedselbanken en ngo’s dat sinds de coronacrisis een miljoen Italianen extra voedselhulp nodig heeft.
Het is een verrijking en het voorkomt dat ons hart verschrompelt
Don Marco Gnavi pastoor
Binnen, in een bijgebouw van de kerk werkt een vijftiental vrijwilligers hard door om de pakketjes klaar te maken. Een pakje vruchtensap, een sinaasappel, een blikje tonijn, wat brood en jam, een stukje caké, wat rijst met groente die als koude lunch kan worden gebruikt, een plastic lepel. Vandaag kan er door een schenking ook een mondmasker in de plastic zak.
Don Marco Gnavi, de pastoor, loopt buiten met blikken tomaten de rij langs om te kijken wie daar belangstelling voor heeft. Een buitenkansje, resultaat van een andere schenking. Hij is druk, maar wil tussendoor graag even vertellen hoe belangrijk dit werk is. „We leren van de verhalen die deze mensen vertellen. Het is een verrijking en het voorkomt dat ons hart verschrompelt.”
Stoomcursus
„Dit is een stoomcursus in wat het betekent kerk te zijn, priester”, zegt seminarist Polhuijs. „Een deel van mijn vorming is niet alleen de voorbereiding op de liturgie of het preken, maar ook om er te leren om er te zijn voor mensen. Je eigen kleine wereld uit te gaan. Niet alleen na te denken over de mensen die naar de mis komen, maar ook over je verantwoordelijkheid voor de mensen buiten, op straat, die misschien niet naar de kerk komen. Het beeld van paus Franciscus, van de kerk als een veldhospitaal, is nu actueler dan ooit.”
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2020/05/data57524754-c85ab3.jpg)
In heel Italië zijn religieuze organisaties essentieel in het sociale werk – het lijkt soms wel of de overheid die taak dankbaar uit handen heeft gegeven. Nu zo veel mensen echt honger lijden, hebben veel organisaties hun capaciteit opgevoerd, vaak gesteund door inzamelingsacties van particulieren. Daarom kan Luigia, een van de vaste vrijwilligers, de wachtenden een kaartje meegeven. Wie wil, kan die middag lunchen bij de Circolo di San Pietro, een andere vrijwilligersorganisatie, tweehonderd meter verderop. De meeste mensen stoppen het zorgvuldig in hun zak.