Interstellar is zo’n film die tegelijkertijd beter en slechter is dan je zou willen. De epische sciencefictionfilm van regisseur en coscenarist Christopher Nolan is al met veel illustere voorgangers vergeleken, waaronder Stanley Kubricks 2001: A Space Odyssey (1968). Maar waar die film het verwijt kreeg te afstandelijk te zijn, gaan Nolans onderzoekingen van wormgaten en meerwereldentheorieën ten onder in een familiedrama. Een man ging op weg om de wereld te redden, maar zijn ruimte-odyssee eindigt uiteindelijk aan het sterfbed van zijn dochter.
„Ik wist dat je terug zou komen.” „Hoe?” „Omdat mijn vader me dat beloofd had.” De aarde is ten dode opgeschreven, maar liefde overwint ruimte en tijd. Suikerzoet en troostrijk tegelijkertijd. Het leverde de film in 2014 de twijfelachtige eer op door de gebruikers van recensieaggregaat Metacritic zowel als beste als meest overschatte film te worden uitgeroepen. Ook mijn grootste bezwaren destijds: zowel te sentimenteel als te ernstig, en daardoor een voortdenderende narratieve vierkwartsmaat.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2014/11/interstellar-beeld.jpg)
Zes jaar later blijkt het toch een film die je niet loslaat. Nolans films zijn vaak te spectaculair voor hun eigen bestwil. Ze overdonderen, maar de impact komt met vertraging. Denk ook Inception (2010). En het weinige wat bekend is van zijn nieuwe film Tenet (deze zomer nog in de bioscopen verwacht) belooft weer een grandioos Spiel met tijdreizen en grootvaderparadoxen.
De onbewoonbare planeet die we aan het begin van Interstellar aantreffen was in 2014 al geen speculatie, maar doet inmiddels minder doemprofetisch aan. En voor wie dat nog te abstract is, blijkt Nolans morele dilemma van het verhaal na mijn aanvankelijke weerzin reuze effectief. Wordt het redden van de aarde makkelijker als we weten voor wie we het doen? En is het makkelijker jezelf voor bekenden op te offeren dan voor zoiets groots als de mensheid? We kunnen niet allemaal een Messias zijn.